Om aan te tonen in hoeverre het werken met vormingsdoelen beklijvend leren stimuleert, kun je een actieonderzoek opzetten binnen een specifiek onderwerp van een vakgebied in de eerste graad van het secundair onderwijs.
Onderzoeksplan: Vormingsdoelen en Beklijvend Leren in de Eerste Graad
1. Introductie
Beklijvend leren, of duurzaam begrip, is een cruciaal doel in het onderwijs. Dit onderzoek verkent de hypothese dat het expliciet werken met vormingsdoelen (naast vakinhoudelijke leerdoelen) de diepte en duurzaamheid van het leren van leerlingen kan vergroten. We richten ons op een specifiek onderwerp binnen een concreet vak in de eerste graad van het secundair onderwijs.
2. Onderzoeksvraag
In hoeverre stimuleert het bewust integreren van vormingsdoelen (zoals kritisch denken, empathie, of verantwoordelijkheidszin) in lessen over een specifiek onderwerp in [Vaknaam] in de eerste graad van het secundair onderwijs het beklijvend leren van leerlingen, gemeten door hun dieper begrip en toepassingsvermogen op langere termijn?
3. Doelstellingen
Implementeren: Een lesreeks ontwerpen en uitvoeren die specifieke vormingsdoelen koppelt aan een vakinhoudelijk onderwerp.
Meten Beklijving: Het dieper begrip en toepassingsvermogen van leerlingen van het specifieke onderwerp meten, zowel direct na de lesreeks als na een langere periode.
Analyseren Invloed: De invloed van de geïntegreerde vormingsdoelen op het beklijvend leren van de leerlingen analyseren.
Reflecteren: De eigen ervaringen en leermomenten als leerkracht in dit proces reflecteren.
4. Theoretisch Kader
Beklijvend leren (of duurzaam begrip) gaat verder dan het reproduceren van feiten. Het omvat:
Diep begrip: Leerlingen kunnen concepten verklaren in eigen woorden, verbanden leggen en misconcepties corrigeren.
Transfer: Leerlingen kunnen de geleerde kennis en vaardigheden toepassen in nieuwe, onbekende situaties.
Retentie: Het vermogen om de kennis over langere tijd te onthouden.
Vormingsdoelen zijn doelen die gericht zijn op de persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling van leerlingen. Wanneer deze expliciet worden gekoppeld aan vakinhoud, kan dit leiden tot:
Verhoogde Betrokkenheid: Leerlingen zien de relevantie van de leerstof voor hun eigen leven en de wereld.
Diepere Verwerking: Door reflectie en discussie over waarden en ethiek, verwerken leerlingen de stof actiever.
Metacognitie: Het bewust nadenken over het leerproces en de impact ervan draagt bij aan duurzaam leren.
Dit onderzoek volgt een quasi-experimenteel design met een enkele groep (jouw klas), waarbij een nulmeting voorafgaat aan een reeks lessen met vormingsdoelen, gevolgd door een directe nameting en een uitgestelde nameting om beklijving aan te tonen.
5. Vakgebied en Specifiek Onderwerp (Voorbeelden – Vul dit zelf in!)
Vakgebied: Geschiedenis
Concreet Onderwerp: De opkomst van steden in de Middeleeuwen (ca. 1000-1300)
Specifieke Vormingsdoelen die je wilt integreren:
Kritisch denken: Leerlingen leren verschillende perspectieven op historische veranderingen te analyseren (bijv. wie had baat bij stadsgroei, wie niet?).
Probleemoplossend vermogen: Leerlingen analyseren uitdagingen in Middeleeuwse steden (hygiëne, veiligheid, bestuur) en bedenken mogelijke oplossingen.
Verantwoordelijkheidszin/Burgerschap: Leerlingen reflecteren op de rol van de burger in een groeiende gemeenschap, toen en nu (bijv. collectieve verantwoordelijkheid).
Empathie: Leerlingen plaatsen zich in het perspectief van verschillende groepen (kooplieden, ambachtslieden, boeren, stadsbestuurders).
6. Deelnemers
Student-leerkracht (jijzelf): De onderzoeker, ontwerper en uitvoerder van de lesreeks.
Eén stageklas: De groep leerlingen die deelneemt aan de nulmeting, de lesreeks en de nametingen.
Mentorleerkracht: Voor feedback en advies.
7. Dataverzamelingsmethoden
7.1. Nulmeting (Voormeting): Initiële Kennis en Concepties (Week 1)
Doel: Vaststellen van voorkennis en eventuele misconcepties over het onderwerp voordat de lesreeks start.
Instrument: Korte diagnostische toets/opdracht (15-20 min).
Inhoudelijke vragen: Basisvragen over Middeleeuwse steden (bijv. "Wat is een stad?" "Waarom gingen mensen in steden wonen?").
Vragen die aanzetten tot denken over vormingsdoelen (maar nog niet expliciet zo genoemd): Bijv. "Wat waren de grootste problemen in een middedeleeuwse stad? Hoe zou jij die hebben aangepakt?" (peilt naar probleemoplossend vermogen, zonder het zo te noemen). "Wie had het goed in de stad en wie minder? Waarom?" (peilt naar perspectief en basis van empathie).
Vragen over de maatschappelijke relevantie: "Waarom is het belangrijk om over steden in de Middeleeuwen te leren?" (peilt naar de link met brede doelen).
7.2. Lesreeks met Geïntegreerde Vormingsdoelen (Week 2-4)
Ontwerp: Plan 3-5 lessen over het gekozen onderwerp.
Vakinhoud: Zorg voor duidelijke leerdoelen over de opkomst van steden (oorzaken, kenmerken, groepen).
Integratie Vormingsdoelen:
Kritisch denken: Gebruik primaire bronnen (afbeeldingen, korte teksten) die verschillende perspectieven tonen, en stel vragen als: "Wat zegt deze bron wel/niet?" "Wie heeft deze bron gemaakt en waarom?" "Hoe verschilt dit van andere bronnen?"
Probleemoplossend: Geef leerlingen casussen over Middeleeuwse stadsproblemen (afval, veiligheid, rechten) en laat ze in groepjes oplossingen bedenken en beargumenteren.
Verantwoordelijkheidszin/Burgerschap: Organiseer een korte simulatie of rollenspel over stadsbestuur of het maken van regels, waarbij ze de impact van individuele/collectieve beslissingen ervaren.
Empathie: Laat leerlingen korte verhalen schrijven vanuit het perspectief van een inwoner van de stad (koopman, ambachtsman, bedelaar) of discussieer over de verschillen in leefomstandigheden.
Reflectie: Sluit elke les af met een korte reflectie (mondeling of schriftelijk) die de link legt tussen de vakinhoud en het vormingsdoel: "Wat heb je vandaag geleerd over [vakinhoud] én over [vormingsdoel, bijv. kritisch denken]?"
Observaties (door jouzelf):
Gestructureerd observatieformulier: Noteer tijdens de lessen:
Hoe actief leerlingen deelnemen aan discussies over vormingsdoelen (argumentatie, inbrengen van perspectieven).
De kwaliteit van de vragen die ze stellen (diepte, kritische aard).
De mate waarin ze oplossingen bedenken die verder gaan dan oppervlakkige antwoorden.
Zichtbare tekenen van empathie of begrip voor andere perspectieven.
Reflectiedagboek: Noteer na elke les je eigen bevindingen, uitdagingen en succesmomenten met de integratie van de vormingsdoelen.
7.3. Directe Nameting (Week 4, direct na de lesreeks)
Doel: Meten van het directe begrip en de toepassing van de vakinhoud en de beïnvloeding van de vormingsdoelen.
Instrument: Toets/uitgebreide opdracht (45-60 min).
Vakinhoudelijke vragen: Open vragen over de opkomst van steden, de kenmerken, de verschillende groepen.
Toepassingsvragen met vormingsdoelcomponent:
Kritisch denken: "Hier zijn twee korte bronnen over de Middeleeuwse stad. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten? Wat leren ze ons over het leven in de stad?"
Probleemoplossend: "De stad [naam] groeit snel, maar er is een groot probleem met [probleem X, bv. afval]. Bedenk twee oplossingen en leg uit welke de beste is, rekening houdend met de situatie in de Middeleeuwen."
Empathie/Perspectief: "Stel je voor dat je een [specifiek beroep, bv. leerlooier] bent in een Middeleeuwse stad. Beschrijf een typische dag en de uitdagingen die je ervaart."
Reflectievragen: "Heeft het bespreken van [specifiek vormingsdoel, bijv. verschillende perspectieven] je geholpen om meer te leren over Middeleeuwse steden? Waarom wel/niet?"
7.4. Uitgestelde Nameting (Week 8-10, 4-6 weken na de lesreeks)
Doel: Meten van de retentie en transfer van de geleerde concepten en vaardigheden na een langere periode. Dit is cruciaal voor 'beklijvend leren'.
Instrument: Kortere, verdiepende toets/opdracht (20-30 min), vergelijkbaar met de directe nameting, maar met nadruk op transfer.
Vakinhoudelijke vragen: Enkele kernvragen om de retentie van feiten en concepten te controleren.
Transfer/toepassingsvragen:
Kritisch denken: Geef een nieuwe, ongeziene bron over een ander aspect van de Middeleeuwse samenleving of een vergelijkbare situatie in een andere historische periode. "Analyseer deze bron en vergelijk deze met wat je hebt geleerd over de opkomst van steden."
Probleemoplossend: "Stel je voor dat er een nieuw probleem ontstaat in een Middeleeuwse stad [nieuw probleem]. Bedenk een oplossing en licht toe, waarbij je verwijst naar wat je geleerd hebt over het leven in Middeleeuwse steden."
Vormingsdoel-reflectie: "Welke vaardigheid (zoals kritisch denken, problemen oplossen) die we geoefend hebben bij het onderwerp Middeleeuwse steden, kun je gebruiken in een heel andere situatie, bijvoorbeeld in het dagelijks leven of bij een ander vak?"
Leerlingen-interviews (optioneel, 3-5 leerlingen): Korte gesprekken met enkele leerlingen die de nulmeting en beide nametingen hebben gedaan.
"Wat herinner je je nog van de lessen over Middeleeuwse steden?"
"Was er iets aan die lessen waardoor je het beter onthield?"
"Heb je het gevoel dat je de manier van denken die we toen oefenden (bv. kritisch denken) nu nog gebruikt?"
8. Data-analyse
Nulmeting vs. Directe Nameting vs. Uitgestelde Nameting (per leerling):
Kwantitatief: Geef scores aan de antwoorden op de toetsen/opdrachten (bv. 0-2 punten per vraag voor correctheid, diepte, argumentatie). Bereken de gemiddelde scores en kijk naar de progressie per leerling en voor de hele klas over de drie meetmomenten.
Kwalitatief: Analyseer de open antwoorden en reflecties van leerlingen op alle meetmomenten. Zoek naar:
Diepte van begrip: Zijn de verklaringen complexer, correcter en genuanceerder?
Aanwezigheid van misconcepties: Zijn initiële misconcepties gecorrigeerd en blijven ze gecorrigeerd?
Transfervermogen: Worden concepten correct toegepast in nieuwe situaties?
Kritisch denken/Argumentatie: Zijn de argumenten beter onderbouwd? Worden meerdere perspectieven benoemd?
Reflectie op leerproces: Begrijpen leerlingen hoe ze leren en welke vaardigheden ze inzetten?
Observatienotities en Reflectiedagboek (jouw analyse):
Codeer de notities op thema's als 'betrokkenheid', 'uitdagingen', 'succesvolle interventies', 'momenten van dieper leren'.
Verbind je observaties met de prestaties van leerlingen op de nametingen. Zagen je observaties een verhoogde betrokkenheid bij de lessen met vormingsdoelen, en correleert dit met betere prestaties op de latere toetsen?
Triangulatie: Vergelijk de bevindingen uit de verschillende databronnen (toetsen, observaties, reflecties, eventuele interviews). Komen de bevindingen over het beklijvend leren overeen? Waar zijn er verschillen en hoe kunnen die worden verklaard?
9. Tijdspad (voorbeeld)
Week 1:
Definieer exact het onderwerp en de te integreren vormingsdoelen.
Ontwerp nulmeting.
Neem nulmeting af. Analyseer direct.
Week 2:
Ontwerp gedetailleerde les 1 en 2 met geïntegreerde vormingsdoelen.
Geef les 1 en 2.
Reflecteer en noteer observaties.
Week 3:
Ontwerp gedetailleerde les 3 en 4.
Geef les 3 en 4.
Reflecteer en noteer observaties.
Week 4:
Ontwerp directe nameting.
Neem directe nameting af.
Reflecteer op de hele lesreeks.
Week 5-7:
Analyseer de nulmeting en directe nameting.
Geef andere lessen, maar laat het onderwerp 'rusten'.
Week 8-10:
Ontwerp en neem de uitgestelde nameting af.
Start met diepgaande data-analyse van alle drie de meetmomenten.
Plan en voer optionele leerlingen-interviews uit.
Week 11-12:
Afronding data-analyse.
Formuleren van conclusies en aanbevelingen.
Schrijven van het onderzoeksverslag.
10. Ethische Overwegingen
Toestemming: Verkrijg toestemming van de schoolleiding en de mentorleerkracht. Informeer de leerlingen over het onderzoek en garandeer anonimiteit. Indien er interviews worden afgenomen, is expliciete toestemming (ook van ouders/verzorgers bij minderjarigen) vereist.
Welzijn van leerlingen: Zorg ervoor dat de toetsen en opdrachten onderdeel zijn van het reguliere leerproces en geen extra druk veroorzaken. Feedback moet ondersteunend zijn.
Objectiviteit: Wees als onderzoeker bewust van je eigen vooroordelen en probeer zo objectief mogelijk te observeren en te analyseren.
11. Verwachte Resultaten en Aanbevelingen
Een gedetailleerde beschrijving van hoe de vormingsdoelen zijn geïntegreerd in het specifieke onderwerp.
Kwantitatieve en kwalitatieve data die de progressie van leerlingen op diep begrip, transfer en retentie aantonen (of juist het gebrek daaraan).
Inzichten in welke specifieke didactische aanpakken (gekoppeld aan vormingsdoelen) het meest effectief waren voor beklijvend leren.
Concrete aanbevelingen voor de eigen lespraktijk: Hoe kun je voortaan vormingsdoelen effectief inzetten om beklijvend leren te stimuleren?
Algemene inzichten voor vakcollega's over de meerwaarde van vormingsdoelen.
12. Reflectie op het Proces
Wat waren de grootste uitdagingen bij het ontwerpen van lessen die zowel vakinhoud als vormingsdoelen integreren?
Hoe heb je de reacties van leerlingen op de vormingsgerichte opdrachten ervaren?
In hoeverre voel je je nu overtuigd van de relatie tussen vormingsdoelen en beklijvend leren?
Welke lessen neem je mee over het belang van uitgestelde metingen voor het aantonen van beklijving?
Hoe heeft dit onderzoek je eigen rol als leerkracht en je didactische visie beïnvloed?