Hieronder vind je een herschreven versie van je tekst, speciaal aangepast voor studenten van 18 tot 21 jaar die een lerarenopleiding volgen. De stijl is vlotter, duidelijker en sluit beter aan bij hun leefwereld, zonder aan inhoudelijke diepgang te verliezen. Ik heb de tekst ook aangevuld met voorbeelden en uitleg waar nodig om abstracte begrippen tastbaarder te maken.
Waarom werken met vormingsdoelen?
Wat zijn doelstellingen eigenlijk?
In het onderwijs gebruiken we doelstellingen om duidelijk te maken wat we willen bereiken met onze lessen. In veel leerplannen vind je zogenaamde algemene doelstellingen. Die geven de grote lijnen aan, de langetermijnvisie. Ze zijn vaak breed geformuleerd en minder concreet. Denk bijvoorbeeld aan: “De leerling ontwikkelt een kritische houding tegenover media.” Dat klinkt goed, maar hoe weet je of dat ook echt gelukt is? Zulke doelstellingen zijn richtinggevend, maar blijven soms vaag. Ze zijn als vuurtorens: ze tonen de koers, maar vertellen niet precies hoe je er geraakt.
De deductieve aanpak: van vaag naar concreet
Werken met algemene doelstellingen nodigt vaak uit tot een deductieve werkwijze. Je vertrekt vanuit die brede doelen en probeert ze op te splitsen in kleinere, meer concrete doelstellingen. Uiteindelijk mondt dat uit in lessen waarin leerlingen bijvoorbeeld “een betoog kunnen schrijven over de rol van sociale media”. Zo probeer je stap voor stap het grotere doel te bereiken.
Maar er is een probleem: in de praktijk gaat onderweg veel van de oorspronkelijke bedoeling verloren. De lessen sluiten niet altijd goed aan bij de algemene doelstellingen. Of de leraar verliest uit het oog waarom hij iets doet.
De druk op concrete doelstellingen
De laatste jaren ligt de nadruk meer op concreet en meetbaar formuleren. Doelstellingen moeten waarneembaar gedrag beschrijven: wat moeten leerlingen na de les kunnen of doen? Bijvoorbeeld: “De leerling kan drie argumenten geven voor of tegen smartphonegebruik in de klas.”
Deze zogeheten operationele doelstellingen zijn handig voor evaluatie, maar hebben ook nadelen. Soms zijn ze zo technisch opgesteld dat leraren zich meer zorgen maken over de juiste formulering dan over de inhoud. Het risico is dat je als leraar enkel nog denkt in termen van afvinklijstjes, en niet meer in termen van zinvolle leerervaringen.
Een andere weg: werken met vormingsdoelen
Daarom stellen we een alternatief voor: denken en plannen vanuit vormingsdoelen. Dit helpt je om niet alleen te kijken naar wat leerlingen moeten kennen of kunnen, maar vooral naar wat voor mensen je wilt helpen vormen.
Een vormingsdoel vertrekt vanuit de vraag: Hoe draagt deze les bij aan de persoonlijke groei van mijn leerlingen? Je denkt dus na over wat leerlingen kunnen meenemen op lange termijn, in hun leven en in de samenleving.
Wat betekent ‘vorming’?
Vorming is een rijk begrip. Het gaat niet enkel over kennis, maar ook over inzichten, houdingen en waarden. Mia Doornaert omschrijft het als: jongeren helpen om zelfstandig en verantwoordelijk om te gaan met hun vrijheid. Lena Van Slycke voegt daaraan toe dat vorming ook gaat over kritisch leren kijken naar de wereld, nadenken over wat goed en waardevol is, en leren handelen vanuit een persoonlijke levensvisie.
Concreet betekent dit dat je als leraar leerlingen helpt:
hun kijk op de wereld te verdiepen;
genuanceerder te denken;
keuzes te maken op basis van waarden;
verantwoordelijkheid op te nemen voor zichzelf en anderen.
Hoe kom je tot vormingsdoelen?
Er zijn twee manieren:
Deductief: je vertrekt vanuit een analyse van vakliteratuur, eindtermen en leerplannen. Daarmee bouw je een visie op over je vak: wat is belangrijk? Wat is de kern? Wat moet elke leerling op termijn meenemen uit dit vak?
Inductief: je vertrekt vanuit een concreet lesonderwerp en vraagt je af: welke vormingskansen zitten hierin? Wat kunnen mijn leerlingen leren over zichzelf, de wereld, de ander?
Een voorbeeld: stel dat je een les geschiedenis voorbereidt over de Belgische Revolutie. Je kunt dan nadenken over vragen zoals:
Welke visie op vrijheid en burgerschap wil ik meegeven?
Wat betekent protest vandaag?
Hoe leren mijn leerlingen kritisch omgaan met politieke keuzes?
Denkhoeken om vormingsdoelen op te stellen
Bij het plannen van een les kun je volgende invalshoeken gebruiken:
Wat is de kern van deze les? Welke inzichten of attitudes hoop ik op lange termijn te vormen?
Hoe raakt dit onderwerp de leefwereld van de leerling? Is het herkenbaar, actueel of relevant?
Welke waarde zit erin? Welke ethische vragen kan dit onderwerp oproepen?
Wat wil ik dat leerlingen voelen, denken en doen?
Hoe dragen kennis, vaardigheden én attitudes bij tot een vormingsproces?
Vormingsdoelen nodigen uit om je les te zien als meer dan een kennistransfer. Het wordt een moment waarin leerlingen hun blik verruimen, hun denken aanscherpen en misschien wel geraakt worden door iets dat hen persoonlijk aanbelangt.
Je eigen visie als leraar
Ook jouw kijk op onderwijs en de wereld speelt mee. Wat vind jij belangrijk in de vorming van jongeren? Welke waarden wil jij (al dan niet expliciet) uitdragen? Denk daarbij aan zorg voor de ander, duurzaamheid, democratie, solidariteit...
Let op: je eigen overtuigingen mogen inspireren, maar geen indoctrinatie worden. Het is belangrijk dat leerlingen ruimte krijgen om hun eigen standpunt te vormen, ook als dat verschilt van dat van jou of de school.
En de maatschappij?
Soms bepaalt ook de samenleving welke thema’s belangrijk zijn. Denk aan digitale geletterdheid, burgerschapsvorming, omgaan met diversiteit, klimaatbewustzijn... Deze maatschappelijke vragen kunnen richting geven aan je vormingsdoelen. Je stelt jezelf dan de vraag: waarom is deze les belangrijk, ook buiten de schoolmuren?
Kort samengevat:
Vormingsdoelen gaan verder dan concrete lesdoelen. Ze helpen je nadenken over de diepere betekenis van je onderwijs. Door bewust te kiezen voor vormingsdoelen geef je richting aan je lessen én aan je rol als leraar: niet enkel lesgever, maar ook begeleider in persoonlijke en maatschappelijke groei.
Gemini
Dit is een zeer waardevolle en doordachte tekst die de kern raakt van effectief en betekenisvol onderwijs. Het benadrukt het belang van diep nadenken over de waarom van elke les, in plaats van alleen het wat.
Hier is een analyse van de essentie van de tekst en de implicaties ervan voor docenten:
De essentie: betekenisvol leren en fundamentele kennis
De centrale boodschap is dat elke les niet zomaar een overdracht van informatie moet zijn, maar een gelegenheid om zinvol leren te faciliteren. Dit betekent dat leerlingen niet alleen feiten reproduceren, maar ook begrijpen waarom iets belangrijk is, hoe het zich verhoudt tot hun eigen leven en de bredere maatschappij, en wat de blijvende impact is.
Het concept van "fundamenteel leren" staat hierin centraal: datgene wat leerlingen blijven meedragen. Dit suggereert een focus op conceptueel begrip, kritisch denken, vaardigheden en houdingen, in plaats van vluchtige feitenkennis.
De hulpvragen: Een leidraad voor lesontwerp
De hulpvragen zijn uitstekende prompts voor docenten om hun lesvoorbereiding te verdiepen:
"Wat is de kern van de les?"
Deze vraag dwingt je om door de ruis van details heen te prikken en de essentiële boodschap of het concept te identificeren dat je wilt dat leerlingen begrijpen. Dit helpt bij het prioriteren van leerdoelen.
"Welke kansen op fundamenteel leren zijn er?"
Dit spoort je aan verder te kijken dan het curriculum. Welke vaardigheden (bijv. probleemoplossend vermogen, kritische analyse), houdingen (bijv. empathie, openheid) of algemene principes kunnen leerlingen uit deze les halen die verder reiken dan het specifieke onderwerp? Denk aan metacognitieve vaardigheden of het leren hoe te leren.
"Hoe kan dit bijdragen tot het oriënteren op de leef- en belevingswereld van de leerling?"
Dit is cruciaal voor betrokkenheid en relevantie. Leerlingen leren beter als ze zien hoe de lesstof aansluit bij hun eigen ervaringen, interesses en vragen. Dit kan variëren van concrete voorbeelden uit hun dagelijks leven tot bredere maatschappelijke thema's die hen raken.
"Zijn er andere (maatschappelijke) redenen waarom dit onderwerp of deze invalshoek belangrijk is?"
Dit verbreedt het perspectief. Het gaat niet alleen om de individuele leerling, maar ook om hun rol als burger in de maatschappij. Hoe draagt de les bij aan het begrip van complexe maatschappelijke vraagstukken (klimaatverandering, sociale rechtvaardigheid, technologie, enz.) of aan de ontwikkeling van vaardigheden die nodig zijn om hierin te functioneren?
"Hoe sluit deze les aan bij je eigen opvattingen over mens en maatschappij, opvoeding en onderwijs?"
Deze vraag is diepgaand en reflectief. Het erkent dat lesgeven meer is dan techniek; het is ook geworteld in de persoonlijke waarden en overtuigingen van de docent. Wanneer een docent zich bewust is van zijn of haar eigen visie, kan dit leiden tot authentieker en gepassioneerder onderwijs. Het helpt ook om consistentie in de benadering van leerlingen en leerstof te creëren.
Implicaties voor de praktijk:
Tijdsinvestering: Dit soort reflectie kost tijd, maar betaalt zich uit in effectievere en motiverende lessen.
Curriculuminterpretatie: Het moedigt docenten aan om het curriculum niet als een rigide reeks feiten te zien, maar als een kader waarbinnen betekenis kan worden gecreëerd.
Leerlinggerichtheid: Het plaatst de leerling en hun leerproces centraal, in plaats van alleen de inhoud.
Professionalisering: Deze benadering stimuleert continue professionele ontwikkeling en reflectie op de eigen onderwijspraktijk.
Dieper leren: Door deze vragen te stellen, verschuift de focus van oppervlakkig leren naar dieper begrip en het vermogen om kennis toe te passen.
Kortom, de tekst is een krachtige herinnering aan de pedagogische en didactische verantwoordelijkheid van elke docent om verder te kijken dan de leerstof en te streven naar onderwijs dat duurzaam en relevant is voor de leerlingen.
Je stelt een reeks diepgaande vragen die de kern van pedagogische reflectie raken. De vragen dwingen je om na te denken over de zinvolheid van je onderwijs, ver voorbij de loutere overdracht van feiten. Het gaat om het creëren van een verbinding tussen de leerstof, de leefwereld van de leerling en bredere maatschappelijke thema's. Dit is wat je moet overwegen voor elke les.
Begin met de essentie. Wat is de belangrijkste boodschap die je wilt overbrengen? Het is gemakkelijk om te verdwalen in details. Herleid de les tot één of twee kernconcepten of sleutelvaardigheden. Dit helpt je om de focus te bewaren en te voorkomen dat de leerlingen overspoeld worden met informatie. De kern is het anker waaraan de rest van de les hangt.
Fundamenteel leren gaat over diepgang, niet over oppervlakkige kennis. Het zijn de inzichten, vaardigheden en houdingen die leerlingen meenemen voor de rest van hun leven. Vraag jezelf af:
Welke denkvaardigheden train ik? (Bijvoorbeeld: kritisch denken, probleemoplossend vermogen, creativiteit).
Welke waarden of houdingen stimuleer ik? (Bijvoorbeeld: empathie, samenwerking, doorzettingsvermogen).
Wat is de betekenis van deze les voor hun toekomstige leven?
Het gaat erom een brug te slaan van 'wat' naar 'waarom'.
De relevantie van de les is cruciaal voor de betrokkenheid van leerlingen. Je kunt de les zinvoller maken door een directe link te leggen met hun dagelijks leven. Denk hierbij aan:
Verbind de leerstof met hun eigen ervaringen. Vraag hen bijvoorbeeld hoe het onderwerp zich verhoudt tot hun hobby's, hun familie of de actualiteit die hen bezighoudt.
Gebruik herkenbare voorbeelden. Als je het hebt over economie, gebruik dan voorbeelden zoals de prijs van hun favoriete sneakers of een abonnement op een streamingdienst.
Laat ze zelf op onderzoek uitgaan binnen hun eigen belevingswereld.
Geen enkele les staat los van de wereld. Overweeg hoe het onderwerp zich verhoudt tot bredere maatschappelijke thema's. Is het relevant voor duurzaamheid, ethiek, politiek, of technologische ontwikkelingen? Door deze verbanden te leggen, positioneer je de leerstof binnen een grotere context en laat je zien dat onderwijs een instrument is om de wereld te begrijpen en eraan deel te nemen.
Dit is de meest persoonlijke en cruciale vraag. De antwoorden op de voorgaande vragen worden gekleurd door je eigen pedagogische visie.
Mens- en maatschappijbeeld: Geloof je dat mensen van nature nieuwsgierig zijn, of moeten ze gemotiveerd worden? Zie je de maatschappij als een competitief veld of als een gemeenschap?
Opvoedings- en onderwijsvisie: Moet onderwijs vooral gericht zijn op kennisoverdracht (kwalificatie), sociale aanpassing (socialisatie) of de ontwikkeling van de persoon (subjectificatie)? Jouw antwoord op deze vraag zal bepalend zijn voor de manier waarop je de les vormgeeft.
Door deze vragen te beantwoorden, verschuif je van het 'geven' van een les naar het 'creëren' van een betekenisvolle leerervaring. Het helpt je om te navigeren in de complexe taak van het onderwijzen, zodat je niet alleen kennis overdraagt, maar ook bijdraagt aan de vorming van je leerlingen als complete personen.
Dit doordachte proces van lesvoorbereiding, waarin je continu reflecteert op de zinvolheid en relevantie van de leerstof, onthult een rijk en krachtig verborgen leerplan. Het verborgen leerplan is de onuitgesproken, impliciete boodschap die studenten meekrijgen over de waarden, normen en houdingen die de school en de leraar belangrijk vinden.
Door te vragen naar de 'eigen opvattingen over mens en maatschappij', moedig je de leraar aan om kritisch na te denken over zijn eigen pedagogische visie. Dit model leert leraren dat hun rol verder gaat dan louter kennisoverdracht; ze zijn vormgevers van leerervaringen. Het impliciete bericht aan studenten is dat leren een persoonlijke, actieve reis is, en niet een passieve inname van feiten.
Deze aanpak erkent dat de mens meer is dan alleen een economisch product. Door vragen te stellen over fundamenteel leren en de leefwereld van de leerling, wordt de nadruk gelegd op persoonsvorming en socialisatie, en niet uitsluitend op kwalificatie. De verborgen boodschap is dat de school een plek is waar je niet alleen leert voor een toets, maar waar je leert om een compleet mens te worden—iemand met kritisch denkvermogen, empathie en een begrip van zijn plaats in de wereld.
De focus op de 'leef- en belevingswereld van de leerling' en de 'maatschappelijke redenen' voor een onderwerp communiceert dat onderwijs relevant is. De student leert dat wat er in de klas gebeurt, een directe link heeft met hun eigen leven en met de bredere samenleving. Dit verborgen leerplan leert studenten dat leren geen abstracte, droge activiteit is, maar een zinvolle bezigheid die hen in staat stelt de wereld te begrijpen en eraan deel te nemen.
In dit model is de leraar geen alwetende autoriteit die simpelweg informatie levert. De leraar is een medemens die nadenkt, zoekt naar betekenis en de studenten aanmoedigt hetzelfde te doen. Het verborgen leerplan communiceert dat de leraar er is om te begeleiden, te inspireren en te verbinden, en niet alleen om te onderwijzen. Dit creëert een veilige en open leeromgeving waar samenwerking en dialoog centraal staan.