Van neger naar testament…
Taal en macht….
Stageles Project Algemene Vakken (PAV) in een zesde jaar beroepsonderwijs: thema vluchtelingen. De stagiair gebruikt in een gesprek het woord “neger”.
In de bespreking van de les op basis van mijn notities (zie afbeelding 1), direct na de les, geef ik aan dat woord me niet ligt. De stagiair zegt dat dit voor hem een neutraal woord is.
Een dag later volg ik een andere stageles PAV in een derde jaar BSO bij een andere stagiair. De leerlingen zien een filmfragment over reacties van mensen op Mac Donald’s. Twee zwarten getuigen dat ze veel en graag een Big Mac eten. In de bespreking van het fragment gebruikt de stagiaire ook weer het woord: negers.
Bij het uittypen van de beoordeling, wat wel nodig is (getuige de nota’s) hierboven, begin ik verder over deze twee lessen na te denken. Ik zeg uiteindelijk aan beide studenten dat ze een punt minder krijgen, omdat ik het woord “neger” stigmatiserend woordgebruik vind, wat niet thuishoort in een klas… zeker niet gebruikt door een leerkracht. Deze reactie werd versterkt doordat ik hier twee keer op twee dagen mee werd geconfronteerd en omdat geen van beide stagiairs dit maar enigszins bespreekbaar stelde in de klas.
In de bespreking zijn geen van beide zich van enig kwaad bewust en reageren ze: dit is een neutraal woord tegenwoordig.
De volgende dag geef ik de cursus klassenmanagement aan het tweede jaar. Deze cursus kadert binnen pedagogisch didactische vorming. Het gaat over verschillende vormen van macht. Doel van de les is de studenten zich bewust te laten worden van hoe ze met hun macht omgaan in klas en school en tegelijkertijd hiervan de grenzen en de gevolgen van te leren inzien.
We bekijken o.a. een fragment van De Pfaffs. Kelly en Sam hebben een discussie aan de ontbijttafel over het al of niet aankopen van een nieuw bed kopen. Ze vechten een kleine machtstrijd uit met elkaar. Eén van de kinderen krijgt uiteindelijk een uitbrander, omdat hij de spanning die dit voorval opwekt probeert te kanaliseren.
Op het moment zelf dacht ik eraan dat ook taal een machtsfactor heeft. De wijze waarop we dingen benoemen en degene die zijn omschrijving van het probleem erdoor kan krijgen, heeft het meeste macht. De werkelijkheid is niet neutraal, door onze taal benoemen we deze, geven we betekenis aan de werkelijkheid, maar ook geven we dingen een bepaalde plaats die waardegebonden is. Door het gebruik van een bepaald woord eigen je je de macht toe de wereld op deze manier te ordenen en bepaalde zaken kun je ordenen in een waardehiërarchie. In het verlengde hiervan probeer ik bijv. in de lessen actualiteiten PAV inzicht te laten krijgen in propagandamechanismen via “Blindgangers” over de propaganda van de NAVO in het conflict in Kosovo, een aflevering uit de reeks Verborgen Verleiders van Teleac.
Ik vertel over de twee stagelessen. Zo actualiseer ik de les en heb ik de kans om te informeren naar wat studenten vinden over mijn reactie op het woordgebruik van onze beide stagiairs. Ik geef toe: dit was niet gepland voor de les. Pas de laatste jaren zijn mijn lessen meer voorbereide improvisatie dan van a tot z gevolgde lesplannen. Hiermee bedoel ik: de kernelementen zijn voorbereid, verschillende sporen staan op papier, maar op het moment zelf beslis ik welke sporen ik volg, welke impulsen ik de studenten, afhankelijk van wat zich aandient in de les.
Toeval wil dat in de bespreking van de eerste les aan bod is gekomen dat de stagiair erg vlot met lesinhouden overweg kan, slechts een globaal lesplan maakt, zodat hij wel weet waar hij naartoe wil. Maar ook hij pas het lesverloop aan tijdens het geven van de les.
Ik vertel hem in de lesbespreking dat ik hieraan maar de laatste vijf jaar aan toegekomen ben; dat hij dus al staat waar ik pas op het eind van mijn “carrière” ben gekomen.
Reacties van de studenten op het voorval:
Een student argumenteerde dat het woord “neger” een neutraal woord is, waarmee men mensen van het negoroïde ras aanduidt.
Anderen zeggen dat het woord “zwarte” meer negatief klinkt dan “neger” en vragen zich af wat ze dan wel moeten zeggen.
Nog anderen vinden dat mijn reactie een uiting is van cultureel correct denken…
Enkele minuten voordien was aan bod gekomen dat men moet leren uit de geschiedenis. In een korte reactie zeg ik dat de aanpak van de bankencrisis, de nucleaire moeilijkheden in Japan, de interventie in Libië erop wijzen dat de mensheid toch niet veel leert uit de wat in het verleden is voorgevallen. Bovendien is elke situatie anders, en je kan dus niet zo maar oplossingen uit het verleden toepassen in meer hedendaagse situaties.
Ik zeg hen ook dat het woord “neger” voor mij onaanvaardbaar is, omdat dit in mijn beleving verbonden is met de strijd voor gelijke rechten in de Verenigde Staten: de strijd tegen discriminatie: gescheiden scholen, gescheiden bussen en toiletten, de tijd dat een zwarte werd gelyncht zonder veel mogelijkheid tot verdediging als hij iets aan een blanke had gedaan… En even verder terug in de tijd: de zwarte slaven… Dit woord is ontstaan als stigma, bedoeld om een ras een etiket op te kleven en de relatie te bepalen als superieure blanke overheersers ten opzichte van de minderwaardige “negers”.
De studenten kunnen zich niet geheel vinden in mijn argumentatie en daarom heb ik voorgesteld om de mening van enkele collega’s hierover te vragen.
Zes collega’s hebben hun opinie gegeven. De vakexperts van religie, zingeving en levensbeschouwing; godsdienst; pedagogiek; taal/communicatie en geschiedenis zijn vertegenwoordigd.
Slechts 1 van hen vindt dat het kan en zou er niets van zeggen.
De anderen zouden de kwestie aankaarten, erop wijzen dat dit in elk geval moest gethematiseerd worden. Ze zouden het voorval echter niet laten meetellen in de beoordeling van de les. Als de stagiair het nogmaals zou doen, dan zouden ze dit wel laten meetellen.
Twee zouden het sowieso ook doorverrekenen in de beoordeling van de les
· Een pedagoog zegt dat zij er zeker iets van zou zeggen. Dat de student er in elk geval niet vanuit mag gaan dat dit vanzelfsprekend is. De student zou het moeten “thematiseren”.
· De collega taal wijst erop dat je moet kijken naar de context waarin het woord gebruikt wordt en dat de connotaties (de bijbetekenissen, wat het woord allemaal oproept) verschuiven en in dit geval ook aan het verschuiven zijn.
· De collega geschiedenis wijst erop dat ook andere woorden in de geschiedenis met negatieve connotatie gebruikt zijn. Eerst was het woord “jood” neutraal, maar tijdens het naziregime werd dit gebruikt om een hele bevolkingsgroep te stigmatiseren en te vervolgen; later was het woord nazi ook niet meer neutraal.
· De collega’s godsdienst en rzl wijzen erop dat er een verschuiving plaatsvindt in de maatschappij: dat de opvatting nu stilaan overheerst dat de multiculturele samenleving toch niet zo vanzelfsprekend is en er bijgevolg ook minder strikt wordt toegezien op hoe we over andere groepen praten. Tegenwoordig gebruiken een aantal zwarten zelf het woord “negro” gebruiken als uiting van de eigen identiteit en willen ze zich hierdoor onderscheiden van anderen.
Ik maak de overweging dat het toch echt interessant is om collega’s hierover te spreken. Elkeen brengt vanuit zijn discipline, vanuit zijn visie op de realiteit, extra input, levert andere gezichtspunten aan.
Ook het woord “stagiair” heeft bij sommige leerlingen, ook bij sommige leerkrachten en directies een negatieve connotatie, in de zin van nog niet volwaardig, nog geen volledige bevoegdheid en kan dus nog niet doen wat hij/zij wil, van te profiteren? weet nog niet waarover het gaat? Dus spreek ik in het vervolg over de aanstaande leerkracht in plaats van over stagiair.
Op basis hiervan besluit ik toch om het woordgebruik duidelijk mee te nemen in de beoordeling van de lessen.
Als je hier geen gevolg aan geeft, geef je studenten impliciet de boodschap dat dit kan.
De vraag is: welke boodschap geef je mee: aanvaard je dat … Zo vind ik het bijv. ook niet kunnen wanneer er moppen over buitenlanders worden verteld met het oog op deze groep te stigmatiseren…. Natuurlijk is hier de vraag: waar trek je de grens? Ga je dan humor censureren? Nee, in privésferen mogen dergelijke moppen verteld worden, maar niet in een school. In de privésfeer zal ik ook dit thematiseren: welk beeld hangt men op? wat is hiervan de bedoeling?
Het wordt stilaan een dilemma: ik ben niet meer zo zeker van de beslissing… Wat als ik het niet doe? Maak ik het belang ervan genoeg duidelijk? Kan het wel? Ik ben me ervan bewust dat het nu gaat over het verborgen leerplan: de boodschappen en waarden die je als leerkracht meegeeft met je manier van reageren, je handelen;… Een ander deel van de cursus, waaraan ik nogal veel belang hecht.
Na de les pedagogisch-didactische vorming ontmoet ik twee oud-studenten: jongeren die verleden jaar bij ons zijn afgestudeerd, nu verder studeren, en nog regelmatig langskomen. Ik vraag hun reactie.
Zij bevestigen de standpunten van de jongeren in de les, maar brengen ook een aantal nuanceringen aan.
Misschien is dit woord (neger) toch specifiek. Dit woord is ontstaan als een stigma van anderen. Andere woorden zijn neutraal en krijgen in een bepaalde context een bepaalde kleur (bijv nazi, jood…).
Veel hangt natuurlijk af in welke context, met welke bedoelingen je het woord gebruikt. Het non-verbale aspect is belangrijk in de interpretatie van en de manier waarop je de uiting moet beoordelen. De manier waarop je het woord zwarte uitspreekt kan een aanduiding zijn of je het racistisch of neutraal bedoelt.
De twee raden aan dat ik best in mijn argumentatie duidelijk verwijs naar de historische wortels van mijn argumentatie. De meeste jongeren zijn zich van deze geschiedenis niet meer bewust. Zonder verwijzing kan de reactie overkomen als een dwang tot het zgn “politiek correcte denken”, en krijgen ze de boodschap dat er geen kritische reacties mogen gegeven worden op de multiculturele samenleving. En dit kan bij sommigen weerstand oproepen.
Ik leer hieruit dat de manier waarop men met dit voorval omgaat ook te maken met leeftijd, generatie… Ikzelf en een aantal collega’s hebben nog voeling met de strijd voor burgerrechten. Jongeren van 18 jaar misschien minder omdat ze in een andere tijd leven, andere referentiekaders opbouwen, ook nog tijd nodig hebben om deze kaders verder op te vullen.
De onzekerheid sluipt binnen, dus zoek ik toch maar even op het internet en googel het woord “neger”. Eén van de eerste zoekresultaten brengt je traditioneel bij Wikipedia. Deze online-encyclopedie zegt het volgende:
“Neger is een aanduiding voor de oorspronkelijke, donkerhuidige bewoners van Afrika ten zuiden van de Sahara. Neger is afgeleid van het Spaanse en Portugese negro, wat zwart betekent (het is niet duidelijk of het daarvoor een afgeleide was van het Latijnse niger of het Griekse necro).
De benaming 'neger' of 'negroïde' wordt soms ook gebruikt voor de oorspronkelijke bewoners van Melanesië, die eveneens negroïde trekken hebben, ofschoon ze niet direct verwant zijn met zwarte Afrikanen.
Volgens het Woordenboek der Nederlandse Taal komt het woord in het Nederlands voor het eerst voor in 1644, verwijzend naar de lading van een slavenschip. Hetzelfde woordenboek vertelt dat het woord 'neger' tot de Nederlandse afschaffing van de slavernij in 1863 zwarte slaaf als betekenis had.[1] Sindsdien wordt het enkel nog gebruikt om donkerkleurige mensen aan te duiden, zonder negatieve bijbedoelingen.
Connotatie
Met name in de VS, maar ook in sommige andere westerse landen, is een cultuur ontstaan waarin woorden die op 'neger' lijken als niet politiek correct worden beschouwd. Afro-Amerikanen vinden het normaal om blacks of 'zwarten' genoemd te worden, waarbij opgemerkt moet worden dat van de Engelse varianten nigger en negro, vooral de eerste, als erg stuitend wordt ervaren. Na de invoering van de termen African Americans en Blacks aan het einde van de zestiger jaren van de 20e eeuw wordt het woord "negro" eigenlijk nauwelijks meer gebruikt en wordt het als ouderwets ervaren. Opvallend is dat in bepaalde Afro-Amerikaanse subculturen (rap, hiphop) de urban-versie van het woord nigga juist weer als een soort onderlinge geuzennaam wordt gebruikt, terwijl het gebruik van de term door buitenstaanders (goeddeels ongeacht huidskleur) niet geaccepteerd wordt.
Deze Amerikaanse gevoeligheden over het woord zijn niet zonder meer naar het Nederlandse taalgebied te transponeren. Hier wordt wel het Afrikaanse leenwoord nikker (of kaffer) doorgaans aan zeer negatieve gevoelens, racisme en discriminatie gekoppeld en als een echt beladen scheldwoord ingeschaald, maar voor het woord 'neger' is dat niet zonder meer het geval. Dit wordt in Nederland en België nog gezien als een gewone, onbeladen aanduiding voor mensen met een (zeer) donkere huidskleur, vergelijkbaar met de term blanke. Het is zelfs maar de vraag of zwarte in ons taalgebied niet eigenlijk een negatievere bijklank heeft - dit dus in tegenstelling tot de gevoelens hierover zoals die in de VS ervaren worden. Met name in Vlaanderen heeft zwarte de connotatie van een scheldwoord, weliswaar niet met de betekenis van neger maar wel van fascist of collaborateur. Ook het Franse scheldwoord boche (wat "mof" betekent, een oud scheldwoord voor Duitsers in de Tweede Wereldoorlog) zou via Frans-Guyana afgeleid zijn van het Surinaams-Nederlandse woord bos(neger).”
Verdorie, de studenten krijgen hier nog meer gelijk. Maar zo vlug geef ik mezelf niet gewonnen, want wie zegt dat dit artikel wel objectief is? Wie heeft het geschreven? met welke belangen? is hij wel “neutraal”. Dit zijn zaken waar ik studenten ook op wijs, en ook vraag dat ze dit bij hun leerlingen stimuleren. Ik probeer op te zoeken wie de auteur is, maar slaag er niet in. Via het tabblad “overleg” linksboven kom ik toch heel wat interessante zaken te weten. Er blijkt een hele discussie gaande over aanpassingen, wie het recht heeft aanpassingen te doen, of het woord nu wel neutraal is of niet… Ook hier blijkt tekstmateriaal, taal het voorwerp van een “politiek” debat.
Ik zou nog meer willen opzoeken, andere bronnen willen raadplegen, maar ander werk wacht. En zo maak ik dezelfde fout dan veel van mijn studenten: googelen, de eerste de beste bron even raadplegen en dan verder…
De lesbesprekingen zijn achter de rug. De twee aanstaande leerkrachten, die de lessen hebben gegeven, aanvaardden de commentaar en de punten. Toch neem ik op dit moment mezelf voor de punten van de twee stagelessen terug naar boven aan te passen.
Ik lever enkele boeken in aan de balie van de onderwijswerkplaats en kom in gesprek met Stan, de man achter de balie. Ik weet dat hij een open geest heeft en heb al veel interessante gesprekken met hem gevoerd. Hij vertelt dat hij een maat heeft die zwart. Deze kameraad ervaart het woord neger als neutraal, maar neemt wel aanstoot aan het woord zwarte als het op een bepaalde manier wordt uitgesproken. Hij vindt het belangrijker om de nadruk te leggen op te leren samenwerken op basis van verschillen, dan te liggen zeuren over racisme. En hij heeft gelijk.
Mijn dochter komt op bezoek. Zij is ook pedagoge. Toch ook eens bij haar informeren. Zij volgt in grote lijnen de argumentatie van de studenten: “neger” is een neutraal woord, “zwarte” even beladen of neutraal; het hangt allemaal af van de context en de bedoelingen waarmee je de woorden gebruikt.
Mijn vrouw reageert: “Ik wist niet dat jullie je daar zo druk over maken..”. Mijn vrouw heeft indertijd BSO gevolgd en heeft zoals vele BSO-leerlingen, een hoge dosis gezond verstand, een realistische kijk op het leven. Marie-Josée heeft gemaakt dat ik me voor 100% kon focussen op mijn werk, want zij zorgde voor al de rest, meer dan dertig jaar lang. Ze is de grond van en in mijn leven en zet me direct terug met mijn twee voetjes op de grond, zoals al zo vaak. De aandachtige lezer heeft gemerkt dat ik in één van de vorige zinnen het woord “en” heb gebruikt , en niet het woord “maar”. Reeds meer dan tien jaar ben ik nauw betrokken bij de opleiding van PAV leerkrachten voor het beroepsonderwijs en in die tijd heb ik de leerlingen van het beroepsonderwijs alleen maar meer weten te waarderen.
Enkele dagen erna zie ik de film: Training day op TV. Een zwarte agent bij de narcoticabrigade, een ervaren rot (Denzel Washington) leidt een blanke kandidaat (Ethan Hawke) in in de geheimen van de straat en het politiewerk. De zwarte noemt de “rookie” zijn “nigger”. Of deze term hier denigrerend wordt gebruikt “in de zin van mijn slaafje” of “iemand van ons” is niet direct duidelijk, omdat hij volledige gehoorzaamheid van de nieuweling vraagt.
In een lezersbrief in Humo van deze week (2011, 3681) over de nucleaire moeilijkheden in Japan, in de nasleep van de aardbeving en de tsunami, staat: “Het collectieve geheugen omspant blijkbaar hoogstens één generatie: Tsjernobyl verdween in de vergeethoek of werd weggerationaliseerd. Protest tegen kernenergie werd afgedaan als een dada uit het hippietijdperk.” Reactie van mijn dochter: “Maar goed ook, want anders blijf je de zaken meeslepen… en is het om den duur geen leven meer…”
Ik bedenk dat ik nu aan het “strandjutten” ben: als je een les moet geven, constant nagaan waar je elementen hiervan in het dagelijks leven tegenkomt, wat je in het kader hiervan kunt gebruiken. Dit probeer ik te doen met mijn lessen en raad ik de studenten ook aan als strategie bij hun lesvoorbereiding. Dit betekent wel dat je constant bezig bent met je job…. En nogmaals bedenk ik dat het generatieverschil hier een rol speelt…
Van generatieverschil gesproken… Deze week heb ik mijn aanvraag ingediend om te stoppen met werken; officieel: op terbeschikkingstelling voorafgaand aan het rustpensioen, te worden gesteld. Stilaan rijpt de idee om in plaats van een artikeltje over de loopbaan in Agora te laten verschijnen, dit voorval aan te grijpen om toch een inhoudelijk artikel te maken.
Ik heb de ideeën ’s nachts op een briefje neergekrabbeld, zoals ik in het verleden al zoveel heb gedaan… de zoveelste slapeloze nacht, maar juist dan (en onder de douche) krijg je de beste ideeën, raar maar waar.
Maar dan is er direct ook de onzekerheid… Ik kan niet echt goed schrijven, dus zal ik Marie-Josée moeten vragen of zij het idee ziet zitten en me wil helpen met de redactie van de tekst…
Er moeten ook bronnen komen, want dit is een belangrijk element, waarop we worden afgerekend; de cursus moet aan de eisen voldoen. Dus overdenk ik voor de vuist weg waar mijn ideeën vandaan komen, waarop ik dit artikel baseer.
Het idee dat taal niet neutraal is, dat hoe je een probleem omschrijft kan verschillen en voorwerp is van een machtstrijd heb ik recent gelezen in een onderzoek van Ballet over werkdruk bij leerkrachten, maar ook in een boek over internationale politiek van Bo Coolsaet. Maar … het onderzoek van Ballet is een doctoraatsthesis met als promotor professor Kelchtermans, iemand die nog in mijn jaar aan de universiteit heeft gestudeerd. Mijn dochter heeft bij hem ook haar thesis bij gemaakt over verborgen leerplan en micropolitiek in de klas. Kelchtermans heeft haar duidelijk gemaakt dat de invalshoek verborgen leerplan hem niet erg lag, dat een aantal elementen niet pasten in het theoretisch kader dat hij hanteerde. Op basis hiervan heeft zij haar tekst moeten herwerken, terwijl er toch anderen zijn die ditzelfde denkkader hanteren: Bowles, Gentis, Manke, Woods, Gates, Klaassen, Matthijsen… Recent zet Kavadias deze wetenschappelijke onderzoekstraditie voort aan de universiteit van Gent. Maar eigenlijk gaat alles terug op een boekje van Jansen: “Ideologische aanpassing in het basisonderwijs” uit de jaren ‘70.
Waarom deze zijsprong?
We worden beïnvloed door de ideeën die we opbouwen in de loop van ons leven. Daarbij zijn we zijn ook allemaal kinderen van onze generatie. Het idee van kritische maatschappijanalyse heb ik geprobeerd te hanteren als een rode draad doorheen al mijn lessen, alhoewel dit misschien niet zo overkomt bij studenten.
Ook in de wetenschappelijke wereld is er een micropolitieke strijd gaande: welk ideeëngoed is het waard om publicaties te halen, wie laten we toe tot het wereldje van wetenschappelijk onderzoek en wie niet, welke werken vermelden we als bron en welke niet. En we vermelden het liefst de eigen werken want dit tikt aan… bij de criteria voor benoeming en dergelijke.
Een paar opgaven voor de insiders: Komt het ui-model van Korthagen of van de Graaf en Kunst of van nog iemand anders? Komt het begrip vormingsdoel van Kaatje Nevelsteen, Marc Keersmaekers of van Ferre Laevers?
Ik heb het moeilijk met de nadruk op recente bronnen. Als je recente bronnen vermeldt, ben je dan mee? Het kan, waarschijnlijk… maar als je werkelijk probeert bij te blijven in je vakgebied, ben je ook vlugger op de hoogte van belangrijke ontwikkelingen en ideeën en zul je je dus baseren op bronnen die al eerder zijn verschenen. Als latere publicaties enkel deze bronnen napraten of minder bruikbaar zijn voor datgene wat je wilt overbrengen, ja dan heb je een probleem met de formele eisen die aan je gesteld worden.
Eigenlijk baseer ik me dus op:
Jansen, T. (1975). Ideologische aanpassing in het basisonderwijs. Nijmegen: SUN.
Ik durf het jaartal bijna zelfs niet vermelden, dus geactualiseerd door:
Keersmaekers, Marjan (2005). Naar een wederzijdse verrijking tussen het fenomeen “ver borgen curriculum” en het micropolitieke perspectief. Literatuuranalyse en casestudie in een beroepssecundaire klas. Leuven: KU Leuven, Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen. (promotor: G. Kelchtermans)
Dit lijkt al wat beter; maar het zal waarschijnlijk nog beter staan om als bron te vermelden:
Ballet, K. (2007). Worstelen met werkdruk. De ervaring van intensificatie bij leerkrachten in het basisonderwijs. Studia Paedagogica 43. Leuven: Universitaire Pers Leuven; 319p. (doctoraat)
Bij de suggesties voor verdere literatuur vergeet ik mijn vroegere studiekameraad niet:
Kelchtermans, G. (2009). Who I am in how I teach is the message. Self-understanding, vulnerability
and reflection. Teachers and teaching: theory and practice, 15(2), 257-272.
Uit de titel van dit artikel spreekt een belangrijke boodschap: laat zien wie je bent, waar je voor staat… dit is belangrijk in je beroep. Tussen haakjes: bemerk dat dit een anderstalige bron is en daarmee kan je scoren…
En om de overgang tussen de twee auteurs te maken
Ballet, K., Kelchtermans, G., Berens, G., & Janssens, S. (2000). Professionele belangen in de
beroepssocialisatie. Micropolitiek in de loopbaanverhalen van beginnende leraren Basisonderwijs.
Pedagogische Studiën, 77, 67-84.
Foei, nu ga ik te ver… of toch niet?? een vraag die vaak in mijn lessen voorkomt.
Intussen heb ik ook een aantal artikels gelezen uit The Journal of Blacks in Higher Education. Hierin geeft Randall Kennedy, professor aan de Harvard Law School, een overzicht van de evolutie in het gebruik van de verschillende woorden voor zwarte medemensen.
Kennedy, R. (2004-2005). Finding a proper name to call black Americans. The Journal of Blacks in Higer Education. 46, 72-83. www.jstor.org/stable/4133687 05/04/2011
Kennedy, R.L. (1999-2000). Who can say “nigger” and other considerations. The Journal of Blacks in Higher Education. 26, 86-96. via www.jstor.orr/stable/2999172 op 05/04/2011 (prof Harvard Law School)
De richtlijnen voor cursussen is maar één van de actiepunten waarmee we in de KHK de laatste jaren overspoeld worden. Al jaren probeer ik te werken aan het vormgeven van de lerarenopleiding Baso via de stuurgroep van de afdeling. Maar het gevoel van “eigendom”, het gevoel van te kunnen werken aan de zaken die voor de afdeling en onze studenten belangrijk zijn en aansluiten bij wat deze nodig hebben, vermindert door de druk van vernieuwingen van buitenaf. En dit tast de motivatie toch wat aan. Dit is ook één van conclusies in de studie over werkdruk (Ballet, 2007). Daarbij komt sterk de nadruk te liggen op het formele, en kijkt men minder naar de inhoud. Komen we nog toe gedachtewisselingen over de grond van waaruit we werken, over de vormingsinhoud en vormingswaarde?
En zo is deze beschouwing over het woord neger stilaan mijn testament geworden. Een “doorkijkje” naar, een venster op wat ik belangrijk heb gevonden in mijn job en welke sporen ik heb nagelaten in de opleiding, de stenen die ik gelegd heb in de rivier.
De observatie van een stageles is uitgemond in
· een bezinning over waarden en waardedilemma’s in het onderwijs
· beschouwingen over cultuur, invloed van omgeving
· is aanleiding geweest tot het houden van een mini-onderzoekje
· en een mini-literatuurverkenning, met beschouwingen over ict-vaardigheden
· de toepassing van de theorie van invloed, macht op de eigen situatie
· een waardering voor de mensen die van belang zijn in mijn leven
· een pleidooi tegen de stereotype beeldvorming over de bso-leerling
· bedenkingen bij de rol van actuele bronnenvermelding, invloeden op theorievorming
· enkele kritische kanttekeningen bij recente vernieuwingen in het hogeschoolonderwijs, met uitlopers naar beleidsvoering, fusionering..
· een pleidooi voor interdisciplinair overleg over de kern van de vormingsopdracht
· een illustratie van hoe ik tewerk ga bij het verkennen van een onderwerp en het voorbereiden van lessen
Als afsluiting van dit testament een afdruk van “de steen”, een werkje dat ontstaan is na bevraging van de studenten wat ze overhouden van mijn lessen.
De vraag hierbij is: Wat heeft dit te maken met mijn visie op onderwijs?
De achterliggende ideeën om op deze manier te werken vind je op www.marckee.exto.be.
En wat zal er van dit alles overblijven, naast dit artikeltje? Een link in de powerpoint over de lessen klassenmanagement. Een link naar dit artikel. Mijn opvolger zal er waarschijnlijk (voor 90%) geen aandacht aan schenken. De kans dat de beschouwingen over taal, macht, verborgen leerplan nog twee jaar overleven in de opleiding is miniem. Maar niet getreurd studentjes, anderen en beteren komen eraan. Ik wens jullie allemaal veel succes, in die zin van een leerrijke tijd samen, en mezelf iets minder slapeloze nachten.
http://www.youtube.com/watch?v=iau-e6HfOg0 Chris Rock Can white people say nigger?