Gemini
De leraren in Vlaanderen komen vaak uit een vergelijkbare groep mensen. Ze lijken best veel op elkaar, bijvoorbeeld qua afkomst en waar ze vandaan komen in de samenleving1111. Dit kan een probleem zijn, vooral omdat er steeds meer leerlingen zijn met allerlei verschillende achtergronden2.
Hier zijn een paar belangrijke punten over hoe het nu is:
Niet veel verschillende achtergronden: Er zijn niet zoveel leerkrachten met een migratieachtergrond, hoewel het wel een beetje beter wordt3. Ook zijn er weinig mannelijke leerkrachten, vooral in de kleuterschool en de basisschool4.
Vaak dezelfde soort families: Veel leerkrachten komen uit gezinnen die het economisch goed hebben5. Hierdoor snappen ze soms minder goed hoe het leven is voor kinderen uit gezinnen die het minder breed hebben6.
Hoe ze omgaan met verschillen: Omdat leerkrachten zelf niet zo divers zijn, vinden ze het soms moeilijk om om te gaan met de grote verschillen tussen leerlingen in de klas7. Ze voelen zich soms onzeker en denken dat de leerlingen iets 'missen'8. Ze hebben behoefte aan hulp om hier beter mee om te gaan9.
Rolmodellen: Als er weinig leerkrachten zijn met een diverse achtergrond, zien leerlingen met zo'n achtergrond minder mensen die op hen lijken10. Meer diversiteit in het lerarenkorps zou een positieve invloed hebben op hoe iedereen denkt over diversiteit, en het kan zelfs helpen om het tekort aan leerkrachten op te lossen11.
Lerarenopleidingen: Er wordt nu gekeken naar hoe lerarenopleidingen meer diversiteit kunnen aantrekken12. Er zijn initiatieven om meer studenten met verschillende achtergronden te laten instromen, bijvoorbeeld door samen te werken met culturele groepen13. Ook komen er steeds meer mensen die vanuit een ander beroep leerkracht worden, vooral in het hoger onderwijs14.
Wat zijn de gevolgen voor het onderwijs?
De beperkte diversiteit en de gelijkaardige achtergrond van leerkrachten kunnen op verschillende manieren merkbaar zijn in de lespraktijk. Hier zijn 5 concrete voorbeelden:
Minder begrip voor andere culturen en leefwerelden:
Voorbeeld: Een leerkracht die altijd in eenzelfde soort omgeving heeft geleefd, kan moeite hebben met het begrijpen van de culturele gewoontes van leerlingen met een migratieachtergrond15. Stel, een leerkracht verwacht dat een leerling oogcontact maakt als teken van respect, maar een leerling kijkt juist naar beneden uit respect, dan kan de leerkracht dit verkeerd opvatten als desinteresse of onbeleefdheid16. Dit kan komen doordat de leerkracht niet bekend is met de culturele achtergrond van de leerling, waarin directe oogcontact met een autoriteit als onbeleefd kan worden ervaren.
Gevolg: Dit kan leiden tot irritatie bij de leerkracht en de leerling, en de leerling voelt zich misschien minder thuis op school17. Het maakt het moeilijker om een school te zijn waar iedereen zich begrepen en gewaardeerd voelt18.
Ongelijkheden die onbewust worden doorgegeven:
Voorbeeld: Leerkrachten kunnen, zonder dat ze het doorhebben, hun eigen ideeën over wat 'normaal' is qua welvaart en opleiding projecteren op hun leerlingen19. Een leerkracht die zelf gewend is dat iedereen gaat studeren, kan hogere verwachtingen hebben van leerlingen uit vergelijkbare gezinnen20. Tegelijkertijd kunnen ze lagere verwachtingen hebben van leerlingen uit gezinnen met minder geld, bijvoorbeeld door te focussen op wat deze kinderen volgens hen 'missen' in plaats van op hun talenten21. Dit kan invloed hebben op hoe moeilijk de opdrachten zijn, hoeveel hulp ze krijgen, of zelfs de manier waarop ze feedback krijgen22.
Gevolg: Leerlingen uit kansarme gezinnen worden hierdoor misschien minder uitgedaagd en krijgen minder steun om hun volledige potentieel te bereiken of achterstanden in te halen23. Dit zorgt ervoor dat ongelijkheden in het onderwijs blijven bestaan24.
Moeilijkere communicatie met ouders met diverse achtergronden:
Voorbeeld: Een leerkracht kan moeite hebben met culturele verschillen in hoe ouders betrokken zijn bij school, of hoe ze communiceren25. Ouders met een migratieachtergrond kunnen bijvoorbeeld andere verwachtingen hebben van de rol van de school, of minder snel zelf contact opnemen door taalbarrières of culturele gewoontes26. Als de leerkracht dan alleen maar briefjes stuurt in het Nederlands, voelen deze ouders zich misschien buitengesloten27.
Gevolg: Als de communicatie niet goed loopt, zijn ouders minder op de hoogte van de schoolresultaten of activiteiten van hun kind28. Dit kan een negatief effect hebben op de leerprestaties van de leerling, want een goede samenwerking tussen thuis en school is heel belangrijk voor succes29.
Lesmateriaal en voorbeelden die niet iedereen aanspreken:
Voorbeeld: Als leerkrachten niet goed doorhebben hoe divers hun klas is, kunnen ze zonder het te willen lesmateriaal gebruiken dat vooral gaat over de dominante cultuur30. Denk aan voorbeelden in wiskundesommen, historische figuren in geschiedenislessen, of de culturele context in leesboeken; die kunnen heel eenzijdig zijn en weinig aanknopingspunten bieden voor leerlingen met een andere achtergrond31.
Gevolg: Leerlingen met een diverse achtergrond herkennen zich hierdoor minder in wat ze leren, wat hun motivatie en betrokkenheid bij het leren kan verminderen32. Ze kunnen ook het gevoel krijgen dat hun eigen cultuur of geschiedenis minder belangrijk is, wat slecht kan zijn voor hun identiteitsontwikkeling33.
Minder aandacht voor meertaligheid als iets positiefs:
Voorbeeld: Leerkrachten die geen ervaring hebben met meertaligheid of er negatief over denken (bijvoorbeeld door het idee dat het tot taalverwarring leidt), zien meertaligheid bij leerlingen misschien eerder als een probleem dan als een voordeel34. Ze moedigen leerlingen dan misschien niet aan om hun thuistaal te gebruiken om na te denken of als bron van kennis, en focussen alleen op het Nederlands35.
Gevolg: Het potentieel van meertalige leerlingen wordt dan niet volledig benut36. Onderzoek laat zien dat het waarderen en gebruiken van de thuistaal van leerlingen een positieve invloed kan hebben op de denkvaardigheden en het leren van de schooltaal37. Door dit te negeren, blijft een waardevol leermiddel ongebruikt en kan de taalontwikkeling van de leerling vertragen38.
Gemini
Scholen spelen een cruciale rol in de ontwikkeling van kinderen, maar de manier waarop ze omgaan met leerlingen uit lagere sociale klassen kan leiden tot een vertekend beeld van hun leefwereld, of zelfs tot een gebrek aan aandacht voor bepaalde aspecten. Dit heeft diverse negatieve effecten op de kinderen zelf.
Hieronder worden aspecten besproken die niet of vertekend aan bod komen, en de effecten daarvan:
1. Gebrek aan herkenning en waardering van de leefwereld:
Niet of vertekend aan bod: Scholen richten zich vaak onbewust op de normen, waarden en ervaringen van de midden- en hogere klasse. Dit uit zich in lesmateriaal, voorbeelden in de klas, de verwachtingen van leraren en de communicatiestijlen die als "normaal" worden beschouwd. Levenservaringen, culturele uitingen en dagelijkse realiteiten van kinderen uit lagere sociale klassen (bijvoorbeeld armoede, onstabiele woonsituaties, minder toegang tot bepaalde vrijetijdsactiviteiten of culturele bronnen) worden vaak genegeerd of gestereotypeerd.
Effecten op kinderen:
Identiteitscrisis en vervreemding: Kinderen herkennen zich niet in wat op school wordt aangeboden. Ze kunnen het gevoel krijgen dat hun achtergrond minderwaardig is, waardoor ze zich vervreemd voelen van de schoolcultuur en hun eigen identiteit in twijfel trekken. Dit kan leiden tot een negatief zelfbeeld en een verminderd gevoel van eigenwawaarde.
Demotivatie en lager betrokkenheid: Als de school geen aansluiting vindt bij hun leefwereld, kunnen kinderen gedemotiveerd raken. Ze zien het nut van school niet in of ervaren het als irrelevant voor hun toekomst. Dit kan leiden tot een lagere schoolbetrokkenheid, meer absentie en schooluitval.
"Cultuurschok" en gedragsproblemen: Kinderen moeten voortdurend schakelen tussen de cultuur thuis en de schoolcultuur, wat stressvol kan zijn en kan leiden tot verwarring en gedragsproblemen.
2. Vertekende verwachtingen van leerkrachten (Pygmalion-effect/Golem-effect):
Niet of vertekend aan bod: Hoewel leraren vaak de beste intenties hebben, kunnen onbewuste vooroordelen over sociaal-economische achtergrond leiden tot lagere verwachtingen van leerprestaties van kinderen uit lagere sociale klassen. Dit kan zich uiten in minder uitdagende opdrachten, minder feedback, of minder stimulans.
Effecten op kinderen:
Lagere leerprestaties: Kinderen presteren vaak naar de verwachtingen die van hen worden gesteld. Lage verwachtingen kunnen leiden tot een "self-fulfilling prophecy", waarbij kinderen minder ambitieus worden en daadwerkelijk minder goed presteren dan waartoe ze in staat zijn.
Minder kansen en doorstroom: Lagere leerprestaties en verwachtingen kunnen de studiekeuze beïnvloeden, waardoor kinderen minder snel doorstromen naar hogere onderwijsvormen, zelfs als ze de capaciteiten daarvoor hebben.
3. Ongelijke toegang tot middelen en ondersteuning:
Niet of vertekend aan bod: Scholen gaan er soms van uit dat alle leerlingen thuis toegang hebben tot dezelfde hulpmiddelen (bijvoorbeeld computers, internet, rustige studieplek, boeken). Ze kunnen ook onvoldoende rekening houden met de financiële beperkingen van gezinnen (bijvoorbeeld kosten voor schoolreizen, buitenschoolse activiteiten, materialen).
Effecten op kinderen:
Achterstand en stress: Kinderen missen essentiële middelen die nodig zijn voor schoolwerk, wat kan leiden tot leerachterstanden en extra stress.
Uitsluiting van sociale activiteiten: Het niet kunnen deelnemen aan schoolreizen of andere activiteiten vanwege financiële redenen kan leiden tot een gevoel van uitsluiting en isolement.
Verhoogde druk op ouders: Ouders worden geconfronteerd met financiële druk en het gevoel tekort te schieten, wat hun betrokkenheid bij school kan bemoeilijken.
4. Gebrek aan erkenning van diverse vormen van kapitaal:
Niet of vertekend aan bod: Scholen waarderen vaak vooral "schoolse" vormen van kapitaal (taalvaardigheid, academische kennis). Het "culturele kapitaal" (bijvoorbeeld kennis over kunst, klassieke muziek, museumbezoek) en "sociale kapitaal" (netwerken, contacten) dat in de midden- en hogere klassen gangbaar is, wordt vaak meer gewaardeerd. Andere vormen van intelligentie, vaardigheden en kennis die in lagere sociale klassen belangrijk kunnen zijn (bijvoorbeeld praktische vaardigheden, veerkracht, creativiteit in het omgaan met schaarste) komen minder aan bod of worden niet als waardevol erkend.
Effecten op kinderen:
Ondermijning van zelfvertrouwen: Kinderen die uitblinken in niet-schoolse vaardigheden kunnen het gevoel krijgen dat hun talenten niet belangrijk zijn, wat hun zelfvertrouwen ondermijnt.
Beperkte perspectieven: Het eenzijdige beeld van wat "succes" is, kan hun perspectieven op toekomstige mogelijkheden beperken.
5. Taalverschillen en communicatiebarrières:
Niet of vertekend aan bod: Het taalgebruik op school (formeel, abstract) kan verschillen van het taalgebruik thuis bij kinderen uit lagere sociale klassen. Dit kan leiden tot misverstanden en communicatieproblemen, zowel voor de kinderen zelf als voor hun ouders.
Effecten op kinderen:
Lager begrip en prestaties: Taalbarrières kunnen het begrijpen van instructies en lesstof bemoeilijken, wat de leerprestaties negatief beïnvloedt.
Angst om te spreken: Kinderen kunnen onzeker worden over hun taalgebruik en daardoor minder participeren in de klas.
Conclusie:
Het niet of vertekend aan bod komen van de leefwereld en de kenmerken van lagere sociale klassen in het onderwijs draagt bij aan het in stand houden, en soms zelfs vergroten, van onderwijsongelijkheid. Het kan leiden tot lagere leerprestaties, verminderd welzijn, identiteitsproblemen en beperkte toekomstperspectieven voor de kinderen. Om dit tegen te gaan, is het essentieel dat scholen zich bewuster worden van deze blinde vlekken en proactief werken aan een inclusievere en herkenbaardere leeromgeving voor álle leerlingen.