In een opleiding die als één van de leerlijnen heeft: eerste jaar omgang met zichzelf, tweede jaar omgaan met de klasgroep, derde jaar functioneren in de school, mag een cursus hoe omgaan met leerlingen en met de klas niet ontbreken. Studenten hebben in de voorbije jaren meerdere keren aangegeven dat ze m.b.t. omgang met leerlingen meer informatie en oefening konden gebruiken.
We hebben overlegd met de docenten agogische vaardigheden om eventuele overlappingen te voorkomen. We zullen de nadruk leggen op theoretische invalshoeken (maar wel met de praktische consequenties hiervan), in agogiek staat het praktisch oefenen meer centraal.
De cursus en de teksten zijn bedoeld om je referentiekader, wanneer je kijkt naar gedragingen van leerlingen, naar situaties in de klas te nuanceren, open te trekken. Het belangrijkste element blijft dat je met deze referentiekaders naar stagesituaties gaat. We gaan ervan uit dat er geen receptenboekje te geven is om met probleemsituaties om te gaan. Veel hangt immers af van de situatie, de persoon van de leerkracht, de leerlingen, de groep, het lesgeven, de context, de schoolcultuur enzovoort. Dit maakt dat een maatregel die perfect past bij de ene leerkracht en ook effect heeft, dit helemaal niet heeft bij een andere leerkracht.
We kunnen dus enkel leren kijken door de brillen van verschillende theorieën. Toch houden we telkens de praktische toepassing van deze theorieën voor ogen. Via een opdracht beschrijf je zelf een probleemsituatie, die we dan verder bespreken in een praktijkatelier. Zo kunnen we datgene wat we in de lessen hebben gezien verder toetsen aan de praktijk en kunnen we de praktijk verrijken met de kaders die we gezien hebben in de les.
De cursus is begonnen als een cursus leerpsychologie. Omdat ik de behandeling van de verschillende leer"ordelijk omgaan met leerlingen" binnen het vak PAV. In het kader van het verder vormgeven van het opleidingscurriculum werd de inhoud van de cursus relevant bevonden voor alle aspirant leerkrachten. De inhoud van de cursus werd gekoppeld aan een stage-opdracht. De studenten werd gevraagd een situatie te beschrijven die ze tegengekomen waren op stage en die ze analyseerden aan de hand van de referentiekaders in de cursus. Zo werd de inhoud getoetst aan de werkelijkheid en werd de praktijk bevraagd vanuit de geziene referentiekaders. Verschillende rollenspelen werden daadwerkelijk uitgevoerd en besproken in praktijkateliers.