Anders kijken naar opvoeding – Inzicht in de antipedagogiek
Voor studenten van de lerarenopleiding – een frisse blik op opvoeding en onderwijs
1 Inleiding: Waarom deze tekst voor jou als toekomstig leraar?
Als student aan de lerarenopleiding sta je aan het begin van een uitdagende, maar ook prachtige opdracht: jongeren begeleiden in hun groei. Je leert lesgeven, klassenmanagement, evalueren, communiceren. Maar heb je je ook al afgevraagd: wat is eigenlijk opvoeden? En: waarom doen we het zoals we het doen?
In deze tekst maak je kennis met de antipedagogiek: een kritische stroming die opvoeding niet vanzelfsprekend vindt, maar bevraagt. Wat als opvoeden soms meer kwaad dan goed doet? Wat als we leerlingen minder moeten kneden, en meer moeten vertrouwen? Wat als er een alternatief bestaat voor straffen, belonen en beheersen?
Je maakt kennis met kritische stemmen zoals R.Görtzen, Alice Miller, Ekkehard von Braunmühl, John Holt en Janusz Korczak. Ze leggen bloot wat opvoeding soms aanricht – en bieden hoopvolle alternatieven. Niet zweverig, maar menselijk. Niet soft, maar respectvol. Niet naïef, maar radicaal realistisch.
Deze tekst wil je niet zeggen hoe je het moet doen. Ze wil je doen nadenken. Ze wil je een andere bril aanreiken, zodat jij als leraar in de eerste graad van het secundair onderwijs bewuster, eerlijker en krachtiger in relatie kunt staan tot je leerlingen.
2 Deel 1. De kritiek op opvoeding en school
1. Wat is antipedagogiek?
De antipedagogiek stelt dat opvoeding vaak niet draait om hulp, maar om beheersing. De kernboodschap: als volwassene denk je vaak dat je het beter weet dan het kind – en dus neem je beslissingen over zijn gedrag, ontwikkeling en toekomst. Maar dat betekent ook: je ontneemt hem de vrijheid om zelf keuzes te maken.
Opvoeding wordt gedefinieerd als intentioneel handelen met het doel een kind te vormen of te veranderen. Maar wie bepaalt dat doel? Het kind niet. De opvoeder denkt het beter te weten.
Antipedagogen stellen dus vragen bij de vanzelfsprekendheid van opvoeding. Ze zeggen niet dat je niets moet doen – maar ze pleiten voor een andere houding: meer luisteren, minder sturen. Meer vertrouwen, minder beheersen.
2. De scherpe analyse van R. Görtzen
R. Görtzen stelt dat kinderen en jongeren onder het mom van zorg en goede bedoelingen vaak worden gemanipuleerd, gekleineerd en hun eigenheid ontnomen. Volwassenen nemen de macht over, zogezegd voor het welzijn van het kind. Maar Görtzen toont aan hoe deze bemoeienis eerder leidt tot vervreemding dan tot groei.
Hij beschrijft hoe pedagogische principes opvoeders het recht lijken te geven in te grijpen in de ontwikkeling van het kind, zonder zich schuldig te voelen. Het kind leert zichzelf te wantrouwen, zijn wil te onderdrukken en zich aan te passen aan verwachtingen die niet de zijne zijn.
Görtzen maakt ook een culturele vergelijking: hij ziet in de wereld van kinderen een spontane creativiteit en expressie die vaak wordt onderdrukt. Die expressie is vergelijkbaar met het werk van kunstenaar Karel Appel. Appels schilderijen – grillig, kleurrijk, vrij – tonen een soort oerkracht die ook in kinderen leeft. Appel zei ooit: “Ik rotzooi maar wat aan.” Dat klinkt onbezonnen, maar het gaat over vrijheid, over mogen zoeken, over mogen zijn wie je bent.
Net zoals Appel zich verzette tegen academische conventies, zo pleit Görtzen ervoor dat kinderen zich mogen uitdrukken buiten het keurslijf van wat ‘hoort’ of ‘moet’. Voor leraren betekent dit: hoe kunnen wij de creativiteit, de verwarring, de rauwe expressie van jongeren erkennen en waarderen – in plaats van die te temmen?
Reflectie:
Laat jij ruimte voor het onverwachte in je klas?
Hoe reageer jij op chaos, op grilligheid, op emotie?
Kun je een klas zien als atelier van expressie, in plaats van als fabriek van prestaties?
3. De geschiedenis van opvoeding als onderdrukking (Rutschky)
Rutschky beschrijft hoe kinderen in de 18e en 19e eeuw letterlijk werden bewerkt zoals ruwe steen. Ze kregen lijfstraffen, werden gedwongen tot gehoorzaamheid en moesten hun wil onderdrukken. Fysiek geweld werd later vervangen door subtielere controle: regels, beloningen, morele druk.
De kern veranderde niet: volwassenen bepaalden wat goed was voor het kind. De controle zat niet meer in de zweep, maar in de verwachtingen en het schuldgevoel. Het kind werd een project dat nog "verbeterd" moest worden.
4. Alice Miller: De verborgen pijn
Alice Miller laat zien hoe kinderen psychisch lijden door wat volwassenen hen aandoen – vaak onbewust, vaak goedbedoeld. Ouders en leraren projecteren hun eigen onverwerkte verlangens op kinderen. Ze willen brave, slimme, beleefde kinderen. En als dat niet lukt, voelen kinderen zich schuldig.
Volgens Miller leert een kind zich aanpassen om de liefde van volwassenen niet te verliezen. Het onderdrukt zijn gevoelens, behoeften en verlangens – om erbij te horen. Maar dat veroorzaakt diepe wonden die later in het volwassen leven blijven nazinderen.
Wat betekent dit voor jou als leraar?
Vraag je af: wat projecteer ik op mijn leerlingen?
Durf je luisteren naar hun boosheid, onzekerheid of weerstand?
Geef je hen de ruimte om iemand te zijn – ook als dat niet binnen het keurig gedragspatroon past?
5. Ekkehard von Braunmühl: Opvoeding als moreel bordeel
De Duitse denker von Braunmühl stelt scherp: opvoeders maken van kinderen een soort prostituees. Niet letterlijk, maar symbolisch: kinderen worden ingezet om andermans doelen te realiseren, zogenaamd voor hun bestwil. Hun vrijheid en eigenheid worden opgeofferd aan wat de volwassene belangrijk vindt.
Dit klinkt hard, maar von Braunmühl wil één ding duidelijk maken: als jij als leraar denkt dat je beter weet wat goed is voor een leerling, zonder hem echt te kennen of met hem te spreken, dan gebruik je hem. Ook als je het goed bedoelt.
Stel jezelf de vraag:
Waar eindigt begeleiden, en waar begint beheersen?
Hoe kun je als leraar ruimte geven zonder jezelf te verliezen?
6. John Holt: School als afstompingsfabriek
John Holt analyseert het schoolsysteem als een plek waar kinderen hun nieuwsgierigheid verliezen. Leerdwang, toetsen, cijfers, stilzitten, presteren – het leidt tot angst en afkeer van leren. Holt stelt dat kinderen van nature willen leren, maar dat school hen dat afleert.
Volgens Holt is school een plek waar:
fouten maken wordt afgestraft;
nieuwsgierigheid wordt onderdrukt;
denken vervangen wordt door reproduceren;
leerlingen hun eigen stem verliezen.
Wat kun jij als leraar anders doen?
Maak van fouten leerkansen
Geef leerlingen inspraak in wat en hoe ze leren
Wees minder een beoordelaar, meer een begeleider
Deel 2. Naar een relatie-zonder-opvoeding
1. Wat als we opvoeden loslaten?
De antipedagogiek stelt een ander soort relatie voor: geen ouder-kind- of leraar-leerlingverhouding met boven- en ondergeschiktheid, maar een ontmoeting van mens tot mens. Een vriendschappelijke, machtsvrije relatie.
Dat betekent niet dat je alles toelaat. Het betekent wel dat je uitgaat van vertrouwen, dialoog en gelijkwaardigheid. Je laat het kind niet los, maar je laat het zijn wie het is. Je probeert niet te veranderen, maar te begrijpen.
Kenmerken van een machtsvrije relatie:
Empathie: kunnen invoelen in de leefwereld van jongeren
Respect: ook als je het niet eens bent
Dialoog: praten mét in plaats van tegen
Afwezigheid van toekomstdenken: niet voortdurend denken aan wie ze "moeten worden"
2. Janusz Korczak: Kinderrechten in de praktijk
Janusz Korczak leefde zijn pedagogiek. In zijn Poolse weeshuis gaf hij kinderen een eigen parlement, eigen regels, stemrecht. Hij geloofde: elk kind is al een mens. Je hoeft het niet te vormen – je moet het serieus nemen.
Toen de nazi's zijn weeshuis wilden deporteren, weigerde Korczak tweemaal de kans om zelf te vluchten. Hij bleef bij zijn kinderen tot het einde. Dat zegt alles over zijn visie: opvoeden is niet beheersen, maar er zijn.
Wat leer jij van Korczak als leraar?
Neem jongeren serieus, ook als ze jong zijn
Geef hen medezeggenschap over hun leerproces
Durf trouw te zijn, ook als het moeilijk is
3. Vrijheid in de klas: grenzen en verantwoordelijkheid
Vrijheid betekent niet dat alles mag. Maar in een machtsvrije relatie wordt een grens niet opgelegd vanuit controle, maar vanuit bescherming – ook van jezelf.
De antipedagogiek laat ruimte voor het zogenaamde "noodweerprincipe": als een jongere jouw grenzen overschrijdt, mag je ingrijpen – maar niet om te straffen, wél om jezelf te beschermen.
Voorbeeld: Een leerling scheldt jou uit. In plaats van hem een strafstudie te geven, zeg je: “Dit raakt mij. Ik wil hierover praten. Ik ben niet je vijand.”
Dat is geen zwakte. Dat is kracht. Want je straalt respect uit, én bewaakt je eigen grens.
4. Reflecteren als leraar: Wat neem jij mee?
De antipedagogiek is geen methode. Het is een houding. Een kritische bril. Ze vraagt je:
Waarom wil ik dat mijn leerlingen luisteren?
Wat bedoel ik als ik zeg dat iemand "moeilijk" is?
Wil ik beheersen of verbinden?
Wie deze vragen durft stellen, groeit als mens én als leraar.
Deel 3. Klassituaties bekeken door een antipedagogische bril
Praktisch in de klas: wat kun je doen?
Concreet toepassen van antipedagogische ideeën in de klas:
Laat ruimte voor gesprek. Begin lesuren met een check-in: hoe zitten ze erbij?
Geef inspraak. Laat leerlingen mee beslissen over een toetsvorm, een projectthema, een klasafspraak.
Vermijd beschaming. Geen sarcastische opmerkingen over foute antwoorden. Benoem fouten als normaal.
Zeg wat je voelt. Je bent een mens. Zeg: "Ik ben moe vandaag", of "Dat kwam hard aan".
Vraag wat zij nodig hebben. In plaats van te zeggen "jij moet werken", vraag: "Wat helpt jou om beter te leren?"
Vijf situaties uit de klaspraktijk – en een andere blik
Voorbeeld 1: De leerling die weigert zijn taak te maken
De klassieke reflex: een straf of nul geven. De antipedagogische benadering vraagt: Waarom weigert de leerling? Misschien voelt hij zich overvraagd. Misschien wil hij gehoord worden. In plaats van te straffen, ga je in gesprek. Vraag: "Wat maakt dat je dit niet wilt doen?" Je toont respect, geen controle.
Voorbeeld 2: De klas die niet stil is
De antipedagogiek leert: een klas die rumoerig is, is niet per se een probleem. Het is een signaal. Stel vragen: Wat leeft er? Is het onrust, enthousiasme, verveling? In plaats van eenzijdige stilte af te dwingen, zoek je samen manieren om met die energie om te gaan. Je vertrouwt op hun vermogen tot zelfsturing.
Voorbeeld 3: De leerling die je uitdaagt
Een leerling maakt brutale opmerkingen. Antipedagogiek zegt: zie het als een signaal van strijd of frustratie. Je voelt je misschien geraakt – en dat mag je tonen. Zeg: "Wat je zegt, doet mij pijn." Je neemt geen wraak met sancties, maar nodigt uit tot gesprek. Je blijft mens in plaats van alleen functionaris.
Voorbeeld 4: De leerling die zijn gevoelens uitbarst
Een leerling huilt, gooit zijn pen op de grond. De klassieke reflex: "Stel je niet aan." Maar antipedagogiek zegt: erken de emotie. Zeg: "Ik zie dat je het moeilijk hebt. Wil je er iets over zeggen?" Je creëert ruimte voor authenticiteit. Zo ontstaat vertrouwen.
Voorbeeld 5: De leerling die voortdurend de clown uithangt
In plaats van te zeggen: "Stop met dat kinderachtige gedrag", stel je vragen: "Wat heb je nodig om jezelf te kunnen zijn zonder anderen te storen?" Misschien zoekt de leerling aandacht of veiligheid. Je straft niet de vorm, je zoekt de behoefte erachter.
Samenvattend: Antipedagogiek vraagt om menselijkheid, sensitiviteit en geduld. Je laat de machtsmiddelen los – niet omdat je je klas opgeeft, maar omdat je in verbinding gelooft. Dat vraagt meer van jou als leraar – maar het geeft ook veel meer terug.
Deel 4 Slot: Jij bent de verandering
De ideeën uit de antipedagogiek kunnen confronterend zijn. Ze dagen je uit om je eigen macht te zien – en die met zorg te gebruiken. Maar ze bieden ook iets hoopvols: een onderwijs waarin jongeren zich gezien voelen, gehoord en gewaardeerd. Niet ondanks hun fouten, maar mét hun fouten.
Jij hoeft geen perfecte leraar te zijn. Maar je kunt wel een leraar zijn die bewust kiest voor verbinding boven controle, voor luisteren boven sturen, voor respect boven beheersing.
Dat maakt jou niet zwak. Dat maakt jou krachtig. Menselijk. En misschien wel: een beetje revolutionair.
Vrij naar R. Görtzen, Alice Miller, John Holt, Braunmühl en Janusz Korczak – hertaald voor de leraren van morgen.