Toen ik solliciteerde voor een baan in de lerarenopleiding basisonderwijs werd op het sollicitatiegesprek gevraagd of ik bereid was me achter projectonderwijs te zetten. (naast de vraag: ga je 's zondags naar de mis?) Projectonderwijs vormde toen immers de eigenheid van deze specifieke opleidingsinstituut. Ik wist er weinig van, stortte me op de toen nog niet zo omvangrijke literatuur die voorhanden was. Ik maakte een persoonlijke synthese die de volgende jaren de leidraad zou vormen.
In de opleiding lager onderwijs was het een traditie.
In het regentaat was het veel moeilijker te realiseren. Zowel in de opleiding als in de middelbare scholen.
Toen de opleiding startte met de richting PAV werd het iets gemakkelijker, omdat project de kern uitmaakte van deze vorm van onderwijs voor beroepsschoolleerlingen. De rest van de opleiding wou het ook proberen. Enkele jaren werd het project veralgemeend naar alle studenten regentaat. De begeleiding gebeurde samen met een aantal vakcollega's. Toch werden er al vlug vraagtekens bij gesteld, werd het project afgevoerd en verdween het terug naar de richting PAV.
In de scholen werd PAV op veel verschillende manieren gegeven; meestal bleef het bij het invullen van werkboekjes over een thema. Dit werd het startpunt van een stappenplan voor de opleiding: in het eerste jaar moesten de studenten gewoon een lesje kunnen geven dat paste binnen de gegeven thema's; het tweede jaar mochten ze zelf een thema uitwerken op stage, in het derde jaar verwachtten we dat ze meer projectmatig werkten. Hoever ze daarin gingen, konden ze aftoetsen in de stageschool; maar ze moesten proberen de grenzen te verleggen; de richting: de principes van het projectonderwijs. ... en het werkte beter dan verwacht.