Gemini
In het kader van het formuleren van doelen in het onderwijs verwijzen "assumpties" (aannames) naar de onderliggende veronderstellingen of condities die als waar worden beschouwd bij het vaststellen van wat studenten moeten leren en hoe dat leren zal plaatsvinden. Deze aannames zijn vaak impliciet, maar ze spelen een cruciale rol in het hele proces van doelformulering en lesvoorbereiding.
1 Wat zijn "assumpties" in het kader van doelen formuleren?
Het gaat om veronderstellingen over:
Studenten:
Voorkennis en vaardigheden: Er wordt aangenomen dat studenten een bepaald niveau van voorkennis of specifieke vaardigheden bezitten die nodig zijn om de nieuwe leerstof te begrijpen. Bijvoorbeeld: "Studenten kunnen al basisalgebraïsche bewerkingen uitvoeren" voordat ze complexere vergelijkingen leren oplossen.
Motivatie en betrokkenheid: Er kan worden aangenomen dat studenten gemotiveerd zijn om te leren of dat bepaalde didactische strategieën hun betrokkenheid zullen vergroten.
Leerstijlen en behoeften: Er wordt mogelijk van uitgegaan dat een bepaalde instructiestrategie effectief zal zijn voor de meerderheid van de studenten, of dat specifieke ondersteuning niet nodig is.
Ontwikkelingsniveau: Er wordt verondersteld dat studenten cognitief en emotioneel in staat zijn om de gestelde doelen te bereiken.
Leeromgeving en middelen:
Beschikbaarheid van materialen: Er wordt aangenomen dat bepaalde leermiddelen (boeken, computers, laboratoriumuitrusting) beschikbaar zijn en bruikbaar zijn.
Klassenmanagement en discipline: De aanname dat de klasomgeving bevorderlijk is voor leren, met voldoende discipline en weinig verstoringen.
Tijd: De beschikbare tijd is voldoende om de doelen te bereiken.
De docent en instructie:
Bekwaamheid van de docent: De docent heeft de nodige expertise en pedagogische vaardigheden om de doelen te realiseren.
Effectiviteit van methoden: De gekozen onderwijsmethoden zullen leiden tot het gewenste leerresultaat.
Objectiviteit van de evaluatie: De gebruikte evaluatiemethoden zullen een accuraat beeld geven van het leerproces en de resultaten.
Het curriculum en de context:
Relevantie van de doelen: De gestelde doelen zijn relevant voor de studenten en passen binnen het bredere curriculum of de maatschappelijke context.
Externe factoren: Er wordt aangenomen dat externe factoren (bijv. ouderlijke betrokkenheid, schoolbeleid) de leeromgeving niet negatief zullen beïnvloeden.
2 De plaats van "assumpties" in de doelenformulering
Assumpties zijn de basis waarop doelen worden gebouwd. Voordat een doel kan worden geformuleerd (bijv. "Studenten kunnen de hoofdgedachte van een tekst samenvatten"), moet er impliciet of expliciet een aanname zijn over de huidige vaardigheden van de studenten (bijv. "Studenten kunnen zelfstandig een tekst lezen en begrijpen").
Ze bepalen mede:
De ambitie van de doelen: Hoe complex of uitgebreid de doelen kunnen zijn.
De specificiteit van de doelen: Hoe gedetailleerd de doelen moeten worden omschreven, afhankelijk van wat als bekend wordt verondersteld.
De haalbaarheid van de doelen: Of het überhaupt realistisch is om de doelen te bereiken gegeven de startcondities.
3 Het belang van "assumpties" in de doelenformulering en in het proces van lesvoorbereiden
Het belang van expliciet gemaakte assumpties kan niet genoeg benadrukt worden:
Verhoogde duidelijkheid en coherentie: Het expliciteren van assumpties dwingt tot een dieper nadenken over de context van het leren. Dit leidt tot beter geformuleerde, realistischere en logischer samenhangende doelen.
Realiteitszin en haalbaarheid: Door assumpties te benoemen, kan men beter inschatten of de gestelde doelen realistisch en haalbaar zijn. Als een assumptie (bijv. voorkennis) niet klopt, moeten de doelen mogelijk worden aangepast of moet er extra ondersteuning worden ingepland.
Risicobeheer en proactieve planning: Als een cruciale assumptie onjuist blijkt te zijn, kan dit leiden tot grote problemen tijdens de les. Door aannames vooraf te identificeren, kan de docent proactief plannen om mogelijke risico's te mitigeren (bijv. een herhaling van voorkennis inplannen als de assumptie over voorkennis onzeker is).
Gerichte differentiatie en ondersteuning: Het identificeren van assumpties over studenten helpt bij het herkennen van verschillen in leerbehoeften. Als blijkt dat bepaalde assumpties niet voor alle studenten gelden, kan er gedifferentieerde instructie of extra ondersteuning worden gepland.
Effectievere lesvoorbereiding: Lesvoorbereiding wordt efficiënter wanneer duidelijk is op welke basis de lessen gebouwd moeten worden. Dit omvat de keuze van didactische werkvormen, materialen en evaluatiemethoden. Als bijvoorbeeld de assumptie is dat studenten zelfstandig kunnen werken, zal de lesvoorbereiding anders zijn dan wanneer constante begeleiding nodig is.
Betere evaluatie: Bij de evaluatie van het leerproces en de leerresultaten is het belangrijk om te weten onder welke aannames de doelen zijn gesteld. Als de resultaten tegenvallen, kan dit soms te wijten zijn aan onjuiste assumpties, en niet noodzakelijk aan de effectiviteit van de instructie zelf.
Communicatie en transparantie: Het expliciteren van assumpties verbetert de communicatie tussen docenten, studenten en andere betrokkenen (bijv. ouders, schoolleiding). Iedereen begrijpt beter op welke basis de leerdoelen zijn geformuleerd.
Kortom: Hoewel assumpties vaak onuitgesproken blijven, zijn ze de onzichtbare pilaren waarop ons onderwijs is gebouwd. Het bewustzijn en de expliciete formulering ervan versterken de kwaliteit, de realiteitszin en de effectiviteit van zowel het formuleren van doelen als het gehele proces van lesvoorbereiding en uitvoering.
De verbanden tussen assumpties, vormingsdoelen en het verborgen leerplan in het onderwijs zijn diepgaand en complex, en beïnvloeden elkaar wederzijds.
4 1. Assumpties en Vormingsdoelen
Vormingsdoelen zijn brede, vaak ideologisch geladen doelen die verder gaan dan alleen kennisoverdracht. Ze richten zich op de ontwikkeling van de hele persoon van de student, zoals burgerschap, kritisch denken, ethisch besef, creativiteit, zelfstandigheid, sociale verantwoordelijkheid en het omgaan met diversiteit. Ze weerspiegelen de waarden en idealen die een school of maatschappij belangrijk vindt.
De verbanden met assumpties zijn als volgt:
Fundering van Vormingsidealen: Vormingsdoelen zijn direct gebaseerd op een reeks assumpties over de mens, de maatschappij, leren en ontwikkeling. Bijvoorbeeld:
Assumptie over de mens: "Mensen zijn van nature rationele wezens die in staat zijn tot kritisch denken." Deze assumptie ligt ten grondslag aan vormingsdoelen die gericht zijn op het ontwikkelen van kritisch denkvermogen.
Assumptie over de maatschappij: "Een democratische samenleving vereist actieve en geïnformeerde burgers." Dit leidt tot vormingsdoelen rond burgerschap en maatschappelijke participatie.
Assumptie over leren: "Leren is een constructief proces waarin studenten actief hun eigen kennis opbouwen." Dit beïnvloedt vormingsdoelen die zelfregulerend leren en probleemoplossende vaardigheden benadrukken.
Impliciete aard van assumpties: Vaak zijn de assumpties die ten grondslag liggen aan vormingsdoelen impliciet. Ze maken deel uit van de 'gedeelde visie' of 'schoolcultuur'. Als een school bijvoorbeeld de vorming van 'verantwoordelijke burgers' als doel heeft, dan gaat dit uit van de assumptie dat studenten het potentieel hebben om verantwoordelijkheid te nemen en dat de school de juiste omgeving kan bieden om dit te stimuleren.
Sturing van de inhoud en pedagogiek: De assumpties over wat voor soort mens en burger men wil vormen, bepalen welke kennis, vaardigheden en attitudes als essentieel worden beschouwd voor de vormingsdoelen. Ze beïnvloeden ook de pedagogische benadering: als men aanneemt dat samenwerking belangrijk is, zal er veel in groepjes gewerkt worden.
Potentiële spanningen: Assumpties kunnen ook leiden tot spanningen. Als een school bijvoorbeeld de assumptie heeft dat alle leerlingen gelijke kansen moeten krijgen, maar de praktijk (mede door andere, onbewuste assumpties) ongelijkheid reproduceert, ontstaat er een discongruentie.
5 2. Assumpties en het Verborgen Leerplan
Het verborgen leerplan (hidden curriculum) verwijst naar de ongeschreven, vaak onbedoelde en onbewuste lessen, normen, waarden en attitudes die studenten leren door de structuur, routines, sociale interacties en cultuur van de school. Het is niet expliciet opgenomen in officiële leerplannen, maar heeft een aanzienlijke invloed op studenten. Denk aan lessen over hiërarchie, discipline, conformisme, genderrollen, sociale klasse, competitie, maar ook over samenwerking, respect of kritische distantie.
De verbanden met assumpties zijn bijzonder sterk en vaak minder transparant:
Onbewuste implementatie van assumpties: Assumpties van docenten, schoolleiders en het schoolsysteem sijpelen vaak onbewust door in het verborgen leerplan. Bijvoorbeeld:
Assumptie over discipline: "Studenten moeten stil zijn en luisteren naar de docent om te leren." Dit kan leiden tot een verborgen leerplan waarin conformisme en passiviteit worden aangemoerd, zelfs als de officiële doelen kritisch denken promoten.
Assumptie over intelligentie: "Intelligentie is vaststaand en meetbaar met toetsen." Dit kan leiden tot een verborgen leerplan waarin fouten als falen worden gezien en competitie wordt gestimuleerd, wat de groei-mindset van studenten kan belemmeren.
Assumptie over genderrollen: Onbewuste assumpties over wat 'typisch' is voor jongens of meisjes kunnen zich manifesteren in de manier waarop docenten interactie hebben met studenten, welke taken ze toewijzen, of welk gedrag ze tolereren, wat bijdraagt aan de reproductie van genderstereotypen via het verborgen leerplan.
Assumptie over socio-economische achtergrond: Onbewuste vooroordelen over de capaciteiten van studenten uit bepaalde socio-economische milieus kunnen leiden tot lagere verwachtingen of minder uitdagende taken, wat ongelijkheid via het verborgen leerplan in stand houdt.
Vormgeving van schoolcultuur: Assumpties over wat 'normaal' of 'wenselijk' is binnen de schoolgemeenschap bepalen de schoolcultuur. Deze cultuur is een belangrijke drager van het verborgen leerplan. Als de assumptie is dat 'de docent altijd gelijk heeft', dan zal het verborgen leerplan gehoorzaamheid en respect voor autoriteit bevorderen, soms ten koste van kritische vragen.
Tegenstrijdigheden met expliciete doelen: Het meest problematische verband is wanneer assumpties die het verborgen leerplan voeden, in strijd zijn met de expliciete vormingsdoelen. Een school kan bijvoorbeeld als expliciet vormingsdoel hebben om studenten te leren samenwerken en empathie te ontwikkelen, terwijl het schoolsysteem (door assumpties over individuele prestaties en concurrentie) onbedoeld een cultuur van individualisme en afgunst creëert.
Invloed op leerlingenwelzijn: Assumpties over wat 'goed' gedrag is, hoe successen worden beloond, en hoe met falen wordt omgegaan, beïnvloeden sterk het welzijn en zelfbeeld van studenten via het verborgen leerplan.
6 De wederzijdse beïnvloeding en het belang van bewustzijn
De relatie is geen eenrichtingsverkeer:
Assumpties beïnvloeden vormingsdoelen en het verborgen leerplan: Dit is de meest directe invloed. De lens van onze assumpties bepaalt wat we belangrijk vinden (vormingsdoelen) en hoe we onbewust handelen (verborgen leerplan).
Vormingsdoelen kunnen assumpties uitdagen: Het expliciet formuleren van ambitieuze vormingsdoelen (bijv. diversiteit omarmen) kan ertoe leiden dat onbewuste, beperkende assumpties over studenten of de samenleving ter discussie worden gesteld.
Het verborgen leerplan kan assumpties bevestigen of ondermijnen: Als het verborgen leerplan consistent bepaalde waarden of normen overbrengt, kan dit de onderliggende assumpties versterken of, indien de effecten ongewenst zijn, tot een heroverweging van die assumpties dwingen.
Het grote belang van bewustzijn:
Het expliciet maken en kritisch bevragen van assumpties is cruciaal om:
Vormingsdoelen realistischer en effectiever te maken: Door te begrijpen op welke aannames ze zijn gebaseerd, kunnen scholen en docenten beter beoordelen of hun vormingsdoelen haalbaar zijn en of de middelen en strategieën passend zijn.
Ongewenste aspecten van het verborgen leerplan te identificeren en aan te pakken: Door zich bewust te worden van de assumpties die het verborgen leerplan sturen, kunnen docenten proactief maatregelen nemen om negatieve effecten te minimaliseren en positieve waarden en attitudes bewust te integreren in de dagelijkse schoolpraktijk. Dit draagt bij aan gelijke kansen en een inclusieve leeromgeving.
Coherentie tussen 'wat we zeggen' en 'wat we doen' te creëren: Bewustzijn van assumpties helpt om de kloof te overbruggen tussen de officieel geformuleerde vormingsdoelen en de daadwerkelijke, soms onbewuste, praktijk in de klas en de school. Dit bevordert een meer authentieke en effectieve leeromgeving.
Zonder dit bewustzijn kunnen scholen onbedoeld waarden en attitudes overdragen die conflicteren met hun eigen geformuleerde doelen, wat uiteindelijk de effectiviteit van het onderwijs en de algehele vorming van studenten kan ondermijnen.
Assumpties spelen een cruciale rol in het voorbereidingsproces van lessen die gericht zijn op vormingsdoelen, omdat ze de diepere pedagogische overwegingen sturen en de lesinhoud en -aanpak verrijken. Ze beïnvloeden de keuzes die een docent maakt, zelfs als deze aannames onbewust zijn. Laten we per praktijkvoorbeeld uit het artikel bekijken hoe expliciete assumpties de lesvoorbereiding en het verloop kunnen verrijken.
7 Algemene rol van assumpties in de voorbereiding op vormingsdoelen
Bij het voorbereiden van lessen met vormingsdoelen, verschuift de focus van de docent van louter feitenoverdracht naar een diepere pedagogische reflectie. Dit proces dwingt de docent om na te denken over de "waarom"-vraag: waarom is deze specifieke lesinhoud belangrijk voor de vorming van de leerling? 1Deze reflectie verbetert onmiddellijk de kwaliteit van het onderwijs en leidt tot een dieper begrip van het eigen handelen en de impact ervan op studenten. 2 Assumpties over studenten, de leerstof en de maatschappij liggen ten grondslag aan deze reflectie.
8 Praktijkvoorbeelden en de rol van assumpties
Praktijkvoorbeeld 1: Geschiedenis (Eerste Wereldoorlog) 3
Vormingsdoel: De leerling kan reflecteren op de complexe oorzaken en gevolgen van conflicten, menselijke veerkracht en het belang van diplomatie en vredesopbouw, en dit verbinden met hedendaagse conflicten. 444
Assumpties die het voorbereidingsproces verrijken:
Assumptie over de voorkennis/levenswereld van studenten: Aanname: Studenten zijn (via media, eigen familiegeschiedenis, of migratieachtergrond) reeds impliciet of expliciet bekend met de impact van oorlog en conflict, en dit raakt hun belevingswereld.
Verrijking lesvoorbereiding: In plaats van de les te beginnen met een opsomming van data, kan de leerkracht starten met een confronterende afbeelding of een getuigenis uit de oorlog om direct aan te sluiten bij deze mogelijke voorkennis en emoties te activeren. 5De docent plant een klassikale discussie in om te peilen naar de initiële gevoelens en vragen. 6De focus ligt op het verbinden van de historische context met de hedendaagse actualiteit. 7
Assumptie over de maatschappelijke relevantie: Aanname: Het begrijpen van historische conflicten is essentieel voor burgerschapsvorming en kritisch denken over hedendaagse maatschappelijke en geopolitieke vraagstukken.
Verrijking lesvoorbereiding: De docent bereidt de les voor met opdrachten die discussies uitlokken over pacifisme versus militaire interventie, de gevaren van propaganda en nationalisme, en de waarde van vrijheid en democratie. 8De evaluatie zal niet enkel jaartallen toetsen, maar ook het vermogen van studenten om lessen uit het verleden te trekken voor hedendaagse vraagstukken. 9
Assumptie over de vormende waarde van analyse van primaire bronnen: Aanname: Het analyseren van primaire bronnen (zoals brieven van soldaten) draagt bij aan empathie en een dieper, menselijker begrip van de geschiedenis.
Verrijking lesvoorbereiding: De docent plant groepswerken in die gericht zijn op het doorgronden van de emotionele en psychologische impact van de oorlog door middel van primaire bronnen. 10 De les wordt hiermee niet alleen een cognitieve, maar ook een emotionele en ethische ervaring.
Praktijkvoorbeeld 2: Nederlands (Het Verdriet van België) 11
Vormingsdoel: De leerling kan reflecteren over de complexiteit van de Belgische identiteit en de impact van historische gebeurtenissen op het individu, zoals uitgebeeld in het werk van Claus. 12
Assumpties die het voorbereidingsproces verrijken:
Assumptie over de relevantie voor de leerling: Aanname: Het boek, hoewel historisch, biedt een lens waardoor de leerling kritisch kan kijken naar de eigen omgeving, geschiedenis en identiteit in Vlaanderen/België.
Verrijking lesvoorbereiding: De docent begint niet met een plotoverzicht, maar confronteert studenten met actuele debatten over Belgische identiteit of historische schuld, om zo een directe brug te slaan naar de relevantie voor hun leefwereld. 13De analyse van literaire technieken wordt een middel om de gelaagdheid van de maatschappij en psyche te doorgronden. 14
Assumptie over de diepere betekenis van literatuur: Aanname: Literatuur is meer dan een verhaal; het is een middel om complexe maatschappelijke en menselijke vraagstukken te begrijpen en persoonlijke reflectie te stimuleren.
Verrijking lesvoorbereiding: De leerkracht plant opdrachten in die verder gaan dan kennis van de inhoud en die kritisch denken stimuleren, zoals het vergelijken van personages met historische figuren of het schrijven vanuit een ander perspectief. 15De evaluatie test het vermogen tot kritische interpretatie en reflectie op de vormende aspecten. 16
Assumptie over de rol van de docent: Aanname: De docent is een facilitator van betekenisgeving en kritische reflectie, niet alleen een overdrager van literaire feiten.
Verrijking lesvoorbereiding: De docent bereidt zich voor op het faciliteren van discussies over complexe thema's en voorziet tools en kaders om studenten te helpen hun eigen gedachten en interpretaties te structureren, in plaats van een 'juiste' interpretatie te dicteren.
Praktijkvoorbeeld 3: Natuurwetenschappen (Milieu en duurzaamheid) 17
Vormingsdoel: De leerling kan, met kennis over energiebronnen, bijdragen aan een duurzame toekomst en reflecteren over eigen rol en ethische verantwoordelijkheid. 18
Assumpties die het voorbereidingsproces verrijken:
Assumptie over de intrinsieke motivatie van studenten: Aanname: Studenten zijn van nature betrokken bij hun toekomst en de toekomst van de planeet en willen graag een bijdrage leveren.
Verrijking lesvoorbereiding: De leerkracht formuleert de les niet als een reeks feiten over energiebronnen, maar begint met een open-ended vraag die uitnodigt tot persoonlijke exploratie en eigenaarschap van het leerproces. 19191919De lesactiviteiten (onderzoek, discussie) krijgen hierdoor intrinsieke betekenis. 20
Assumptie over de relatie tussen wetenschap en ethiek/maatschappij: Aanname: Wetenschap staat niet los van maatschappelijke en ethische overwegingen, en kennis dient te worden ingezet voor een betere wereld.
Verrijking lesvoorbereiding: Naast de theorie over hernieuwbare energiebronnen, plant de docent activiteiten zoals debatten over beleidskeuzes en de maatschappelijke impact van energietransitie. 21Projectmatig werken aan een 'duurzame schooltuin' of 'energiebesparingsplan' verankert de kennis in concrete acties met maatschappelijke relevantie. 22
Assumptie over de actieve rol van de leerling: Aanname: Leerlingen zijn niet alleen ontvangers van kennis, maar actieve probleemoplossers en kritische denkers.
Verrijking lesvoorbereiding: De evaluatie is niet enkel gebaseerd op feitenkennis, maar ook op het vermogen van leerlingen om kritisch te denken, duurzame oplossingen voor te stellen en maatschappelijke verantwoordelijkheid te tonen. 23
Praktijkvoorbeeld 4: Levensbeschouwing (Geloof en wetenschap) 24
Vormingsdoel: De leerling kan omgaan met verschillende waarheidsclaims, respect ontwikkelen voor diverse wereldbeelden en de eigen kritische zin behouden. 25
Assumpties die het voorbereidingsproces verrijken:
Assumptie over de openheid van studenten voor complexe ethische/existentiële vragen: Aanname: Studenten zijn bereid en in staat om na te denken over complexe, potentieel gevoelige onderwerpen zoals geloof, wetenschap en ethiek.
Verrijking lesvoorbereiding: De les begint met een casus die de spanning tussen geloof en wetenschap illustreert om studenten direct uit te nodigen tot het formuleren van eigen standpunten en twijfels. 26De docent faciliteert een diepgaande dialoog, waarbij verschillende perspectieven worden aangereikt zonder ze als 'de enige waarheid' te presenteren. 27
Assumptie over het belang van respectvolle dialoog: Aanname: Leren omgaan met diverse wereldbeelden vereist het vermogen tot respectvolle dialoog en empathie, zelfs bij meningsverschillen.
Verrijking lesvoorbereiding: De docent plant opdrachten in (zoals een debat of filosofisch essay) waarbij leerlingen argumenten voor verschillende standpunten verzamelen en verdedigen, met een focus op kritische analyse en respectvolle interactie. 28
Assumptie over persoonlijke zingeving: Aanname: De zoektocht naar zingeving en een eigen ethisch kompas is een fundamenteel aspect van de ontwikkeling van adolescenten.
Verrijking lesvoorbereiding: De docent is zich bewust dat de lesstof direct raakt aan de persoonlijke zoektocht van studenten. 29 Dit vraagt om een veilige leeromgeving waarin studenten zich vrij voelen om hun gedachten te uiten.
Praktijkvoorbeeld 5: Economie (Globalisering, duurzaamheid) 30
Vormingsdoel: De leerling begrijpt hoe economische beslissingen hun dagelijks leven en dat van anderen beïnvloeden, welke ethische overwegingen daarbij spelen, en hoe ze als consument/burger verantwoordelijk kunnen handelen. 31313131
Assumpties die het voorbereidingsproces verrijken:
Assumptie over de maatschappelijke betrokkenheid van studenten: Aanname: Studenten zijn gevoelig voor maatschappelijke ongelijkheid en milieuproblematiek, en deze onderwerpen kunnen als ingang dienen voor economische concepten.
Verrijking lesvoorbereiding: In plaats van droge theorie over inflatie, gebruikt de docent concrete, herkenbare situaties (bv. prijsstijging van chocolade) om economische principes te illustreren en de maatschappelijke impact te bespreken. 32
Assumptie over de noodzaak van ethische reflectie in economie: Aanname: Economie is niet waardenvrij; ethische overwegingen en maatschappelijke verantwoordelijkheid zijn integrale onderdelen van economisch denken.
Verrijking lesvoorbereiding: De docent integreert debatten over fair trade, arbeidsomstandigheden en de rol van overheden, waardoor de lesstof niet enkel cognitief, maar ook ethisch en sociaal wordt verdiept. 33De evaluatie test ook het vermogen om ethische dilemma's te herkennen en op te lossen. 34
Assumptie over de rol van de consument/burger: Aanname: Studenten moeten worden voorbereid op hun rol als kritische en verantwoordelijke economische actoren in een geglobaliseerde wereld.
Verrijking lesvoorbereiding: De docent focust op 'wat echt vormend is' 35 door de leerstof te stroomlijnen en te focussen op duurzaamheid en verantwoord consumentengedrag, in plaats van alle details van elk economisch model te behandelen.
Door deze assumpties expliciet te maken en te integreren in het voorbereidingsproces, kunnen docenten lessen ontwerpen die diepgaander, betekenisvoller en relevanter zijn voor de integrale ontwikkeling van de leerling. Dit draagt bij aan het overbruggen van de kloof tussen abstracte algemene doelen en concrete meetbare resultaten, en legt de basis voor kwaliteitsvol onderwijs dat de student voorbereidt op een complexe samenleving. 36363636
Ja, assumpties hebben direct en diepgaand te maken met de visie van de leerkracht op onderwijs, leren, maatschappij en vorming. Deze visie vormt de lens waardoor de leerkracht de wereld en het onderwijs interpreteert, en die lens wordt gevormd door zijn of haar fundamentele assumpties. Het zijn deze diepgewortelde overtuigingen die bepalen waarom een leerkracht bepaalde keuzes maakt in de lesvoorbereiding en -uitvoering, vooral wanneer het gaat om de integratie van vormingsdoelen.
Laten we dit duidelijk maken aan de hand van de lessen die in het bijgevoegde artikel werden beschreven, en hoe de visie van de leerkracht, gestuurd door diens assumpties, de les kan verrijken:
9 Algemeen Verband: Visie en Assumpties
De visie van een leerkracht is het geheel van ideeën en principes over wat onderwijs moet inhouden, hoe leerlingen leren, wat hun rol is in de maatschappij, en hoe zij zich moeten ontwikkelen (vorming). Deze visie is zelden volledig expliciet, maar wordt sterk beïnvloed door impliciete en expliciete assumpties over:
Mensbeeld: Wat is de aard van de mens? Is de mens van nature leergierig, nieuwsgierig, coöperatief, of eerder competitief? 1
Maatschappijbeeld: Welke rol speelt onderwijs in de maatschappij? Moet het voorbereiden op de arbeidsmarkt, op burgerschap, op kritisch denken, of op sociale verandering? 2
Leerbepalend beeld: Hoe leren mensen het beste? Is leren een kwestie van kennisoverdracht, van constructie, van ontdekking, of van samenwerking? 3
Onderwijsconcept: Wat is de rol van de leerkracht? Is hij of zij een kennisoverdrager, een facilitator, een coach, een autoriteit? Wat is de ideale leeromgeving? 4
Vormingsconcept: Wat betekent "vorming" voor de leerkracht? Is het primair intellectueel, moreel, emotioneel, of een combinatie? 5
Wanneer een leerkracht expliciet met vormingsdoelen werkt, wordt hij of zij gedwongen om deze onderliggende assumpties te expliciteren en er bewust mee om te gaan. Dit verrijkt het lesgeven aanzienlijk.
10 Verrijking van de lessen aan de hand van Assumpties en Visie
1. Praktijkvoorbeeld: Geschiedenis (Eerste Wereldoorlog) 6
Vormingsdoel: De leerling kan reflecteren op de complexe oorzaken en gevolgen van conflicten, menselijke veerkracht en het belang van diplomatie en vredesopbouw, en dit verbinden met hedendaagse conflicten. 7
Visie van de leerkracht (en onderliggende assumpties):
Visie op Maatschappij: De leerkracht heeft een visie op een democratische en vreedzame samenleving, waarin burgers kritisch reflecteren op macht, conflict en de rol van internationale samenwerking.
Assumptie: "Burgerschap vereist historisch inzicht en het vermogen om lessen uit het verleden te trekken voor de actualiteit." 8
Visie op Leren: De leerkracht gelooft dat leren dieper gaat dan feitenkennis; het gaat om betekenisgeving en het ontwikkelen van een kritische houding.
Assumptie: "Emotionele betrokkenheid en persoonlijke reflectie vergroten de diepgang van het leren en de internalisering van waarden." 9
Verrijking van de lesvoorbereiding en het verloop:
Omdat de leerkracht de assumptie heeft dat geschiedenis relevant is voor het heden, zal hij de les beginnen met een confronterende afbeelding of getuigenis die direct de complexiteit en de emotionele impact van oorlog laat zien. Dit activeert de voorkennis en emoties van de leerlingen en legt de basis voor een diepere discussie dan enkel feiten. 10
De assumptie dat studenten kritische burgers moeten worden, vertaalt zich in opdrachten waarbij leerlingen primaire bronnen analyseren om propaganda te herkennen of debatteren over pacifisme versus interventie. 11De evaluatie richt zich niet op jaartallen, maar op het vermogen om kritische lessen te trekken voor hedendaagse vraagstukken. 12
2. Praktijkvoorbeeld: Nederlands (Het Verdriet van België) 13
Vormingsdoel: De leerling kan reflecteren over de complexiteit van de Belgische identiteit en de impact van historische gebeurtenissen op het individu, zoals uitgebeeld in het werk van Claus. 14
Visie van de leerkracht (en onderliggende assumpties):
Visie op Vorming: De leerkracht gelooft dat literatuur een krachtig middel is voor persoonlijke vorming, identiteitsontwikkeling en het begrijpen van maatschappelijke constructies.
Assumptie: "Literatuur biedt inzicht in de gelaagdheid van de menselijke psyche en maatschappij, en stimuleert empathie en zelfreflectie." 15
Visie op Onderwijs: De leerkracht ziet zichzelf als een gids die studenten helpt complexe teksten te doorgronden en de diepere betekenis ervan te ontsluiten.
Assumptie: "Diepgaand tekstbegrip is een middel, geen doel op zich; het dient de vorming van de leerling als kritische lezer en burger." 16
Verrijking van de lesvoorbereiding en het verloop:
De leerkracht zal de les niet starten met een plotoverzicht, maar met een actueel maatschappelijk debat over identiteit of geschiedenis in België. Deze keuze is gebaseerd op de assumptie dat het verbinden van literatuur met de leefwereld de betrokkenheid vergroot en de vormende waarde van het werk benadrukt. 17
De analyse van literaire technieken wordt geen doel op zich, maar een middel om de leerling te helpen de gelaagdheid van de Belgische maatschappij en de menselijke psyche te doorgronden, wat voortkomt uit de visie dat literatuur diepere inzichten biedt. 18
Opdrachten stimuleren kritisch denken en creatieve expressie (bv. eigen interludium schrijven), wat de assumptie weerspiegelt dat studenten actieve constructeurs van betekenis zijn. 19
3. Praktijkvoorbeeld: Natuurwetenschappen (Milieu en duurzaamheid) 20
Vormingsdoel: De leerling kan, met kennis over energiebronnen, bijdragen aan een duurzame toekomst en reflecteren over eigen rol en ethische verantwoordelijkheid. 21
Visie van de leerkracht (en onderliggende assumpties):
Visie op Maatschappij: De leerkracht gelooft in de noodzaak van duurzaamheid en een collectieve verantwoordelijkheid om de planeet te beschermen.
Assumptie: "Wetenschappelijke kennis moet worden ingezet voor maatschappelijke doelen en duurzaamheid is een cruciale maatschappelijke uitdaging." 22
Visie op Leren: Leren is niet alleen kennisvergaring, maar ook het ontwikkelen van handelingsperspectieven en ethisch bewustzijn.
Assumptie: "Leerlingen zijn potentiële changemakers en moeten gestimuleerd worden om kritisch na te denken over wetenschappelijke toepassingen en hun impact." 23
Verrijking van de lesvoorbereiding en het verloop:
De leerkracht zal de les beginnen met een open-ended vraag over de bijdrage van jongeren aan een duurzame toekomst, voortkomend uit de assumptie dat dit de intrinsieke motivatie en betrokkenheid van studenten vergroot. 24
Het behandelen van hernieuwbare energiebronnen wordt niet als een feitenreeks aangeboden, maar als noodzakelijke bouwstenen om de openingsvraag te beantwoorden, wat de visie weerspiegelt dat kennis een instrument is voor actie. 25
De integratie van debatten over beleidskeuzes en projecten zoals het ontwerpen van een 'duurzame schooltuin' tonen de assumptie dat kennis moet leiden tot actie en maatschappelijke verantwoordelijkheid. 26
4. Praktijkvoorbeeld: Levensbeschouwing (Geloof en wetenschap) 27
Vormingsdoel: De leerling kan omgaan met verschillende waarheidsclaims, respect ontwikkelen voor diverse wereldbeelden en de eigen kritische zin behouden. 28
Visie van de leerkracht (en onderliggende assumpties):
Visie op Vorming: Vorming omvat de ontwikkeling van tolerantie, kritisch denken en het vermogen om te navigeren in een complexe, diverse wereld.
Assumptie: "Diversiteit van overtuigingen is een rijkdom en studenten moeten leren respectvol om te gaan met meningsverschillen." 29
Visie op Leren: Leren is een dialoog, een zoektocht naar zingeving, waarin de persoonlijke ervaringen en twijfels van studenten centraal staan.
Assumptie: "De ontwikkeling van een eigen ethisch kompas en levensvisie is een persoonlijk proces dat gestimuleerd moet worden door open dialoog en kritische zelfreflectie." 30
Verrijking van de lesvoorbereiding en het verloop:
De les begint met een casus die de spanning tussen geloof en wetenschap illustreert, voortkomend uit de assumptie dat confrontatie met dilemma's aanzet tot diepere reflectie. 31
De leerkracht faciliteert een diepgaande dialoog waarbij verschillende perspectieven worden aangereikt, maar niet als 'de enige waarheid'. Dit reflecteert de visie dat leren een open proces is van het verkennen van diverse waarheidsclaims. 32
Opdrachten zoals het verdedigen van verschillende standpunten in een debat stimuleren niet alleen kritische analyse, maar ook respectvolle communicatie en zelfreflectie, wat kern is van de visie op tolerantie en dialoog. 33
5. Praktijkvoorbeeld: Economie (Globalisering, duurzaamheid) 34
Vormingsdoel: De leerling begrijpt hoe economische beslissingen hun dagelijks leven en dat van anderen beïnvloeden, welke ethische overwegingen daarbij spelen, en hoe ze als consument/burger verantwoordelijk kunnen handelen. 35
Visie van de leerkracht (en onderliggende assumpties):
Visie op Maatschappij: Economie is geen neutrale wetenschap, maar een systeem met ethische implicaties dat bijdraagt aan of afbreuk doet aan sociale rechtvaardigheid en duurzaamheid.
Assumptie: "Economische geletterdheid omvat het begrijpen van de sociale en ecologische impact van economische activiteiten." 36
Visie op Leren: Leren in economie is betekenisvol wanneer het de student in staat stelt kritisch te kijken naar maatschappelijke structuren en verantwoordelijke keuzes te maken.
Assumptie: "Leerlingen moeten worden voorbereid op hun rol als ethisch bewuste consumenten en burgers in een geglobaliseerde economie." 37
Verrijking van de lesvoorbereiding en het verloop:
De leerkracht kiest representatieve voorbeelden (zoals prijsstijging van chocolade) die de maatschappelijke impact van economische principes illustreren. Dit komt voort uit de assumptie dat concrete, herkenbare situaties het leren verdiepen. 38
Debatten over fair trade of arbeidsomstandigheden worden geïntegreerd, wat de visie weerspiegelt dat economische concepten onlosmakelijk verbonden zijn met ethische overwegingen. 39
De evaluatie test niet enkel kennis van economische termen, maar ook het vermogen om ethische dilemma's te beoordelen en oplossingen voor te stellen, wat aansluit bij de assumptie dat de economische vorming gericht is op verantwoordelijkheid. 40
Samenvattend zijn assumpties de fundamentele bouwstenen van de visie van een leerkracht. Door deze assumpties bewust te erkennen en te bevragen, kan een leerkracht zijn of haar visie op onderwijs, leren, maatschappij en vorming explicieter en effectiever vertalen naar de lespraktijk, wat resulteert in een rijker, betekenisvoller en meer vormend onderwijsaanbod.